De Joodse TaNaKh

Zoals in de inleiding aangegeven bestaat de TaNaKh uit drie delen: de Torah, de Nevi’im en de Ketuvim. Daarvan is de Torah, ofwel de wet van Mozes het belangrijkste deel waar het voor de Joden allemaal om draait. De naam Torah is dan ook het Hebreeuwse woord voor Wet.

 

Dogma

Volgens de Joodse traditie werd de Torah geschreven door Mozes en bevat de geschiedenis van het Joodse volk vanaf de schepping tot de aankomst in het Beloofde Land na de uittocht uit Egypte, en de wetten die God aan Mozes doorgaf. De bekende Tien Geboden zijn eigenlijk maar een samenvatting van 613 geboden of mitsvah.

 

Met het schrijven van de Nevi’im werd begonnen in de tijd van koning David, en de tekst beschrijft eerst de periode vanaf de aankomst in Kanaän tot aan het koningsschap van David. Vanaf daar worden de boeken aangevuld met beschrijvingen – kronieken – van de gebeurtenissen in Israël, die worden opgetekend vlak nadat ze hebben plaatsgevonden. In aparte boeken worden levensbeschrijvingen gegeven van belangrijke profeten die, aan de hand van visioenen en openbaringen, voorspellingen doen en wonderen verrichten. Hun voornaamste taak is het Uitverkoren Volk uit te leggen wat Jahweh van ze verlangt en op welke manier ze in de fout zijn gegaan. De geschiedenis loopt door tot aan de Babylonische ballingschap wanneer de koninklijke lijn van David aan zijn eind komt. De profeten lopen nog een stukje verder door.

 

De Ketuvim bestaat uit aanvullende teksten die niet in de Nevi’im passen, zoals de Psalmen die grotendeels geschreven zijn door koning David, en het Hooglied van de hand van zijn zoon Salomon. Ook bevat de Ketuvi’im levensbeschrijvingen van een aantal mensen die niet in de koninklijke geschiedenissen in de Nevi’im passen, waaronder Ruth, Esther en Daniël. (Deze worden in het Christelijke Oude Testament geplaatst daar waar ze historisch gezien passen.) Ook deze zijn geschreven tijdens of kort na het leven van de betreffende personen.

 

Wie heeft de TaNaKh geschreven?

De Torah

 

Al in de 17e eeuw legde onder anderen de Nederlandse filosoof Baruch de Spinoza – van Portugees-Joodse afkomst – uit dat de Torah niet door Mozes geschreven kon zijn, in ieder geval niet compleet. Het simpelste argument was dat in de tekst wordt verwezen naar de dood van Mozes, waar hij onmogelijk zelf over geschreven kon hebben. Aan het einde van de 19e eeuw kwam de Duitse theoloog Julius Wellhausen met een theorie die vandaag de dag nog, soms in iets gewijzigde vorm, door de meeste wetenschappers als de meest waarschijnlijke beschrijving van het tot stand komen van de Torah gezien wordt: de Wellhausen- of documentaire hypothese.

Volgens de documentaire hypothese zijn er vier belangrijke schrijvers aan te wijzen die hebben bijgedragen aan de huidige tekst van de Torah, aangeduid met J, E, P en D. Het woord schrijvers is misschien wat verwarrend. Het hoeft namelijk niet persé te gaan om individuele schrijvers, maar meer om teksten vanuit vier duidelijk verschillende bronnen. Elk van deze bronnen kan van de hand van één of meerdere auteurs zijn. Maar als door meerdere schrijvers aan één bron is geschreven, dan behoorden die schrijvers wel tot dezelfde cultuur en hadden ze dezelfde ideeën over hun geloof. Tussen de vier bronnen bestaan wel duidelijke verschillen.

De Jahwist (J) heeft zijn naam te danken aan het feit dat hij de eerste is die God de naam Jahweh geeft. In zijn visie heeft God menselijke kenmerken en zijn wij geschapen naar zijn beeld. Het scheppingsverhaal en het grootste deel van de geschiedenis van de wereld voor Abraham komen zeer waarschijnlijk van de Jahwist. Het feit dat de Jahwist zich met name focust op het koninkrijk Judea suggereert dat hij daar geleefd heeft, waarschijnlijk rond 950 voor Christus. Daarmee is de Jahwist de oudste bron.

De Elohist (E) dankt zijn naam aan het feit dat hij aanvankelijk het woord Elohim gebruikt als aanduiding van God. Pas nadat God zich aan Mozes bekend heeft gemaakt in de brandende braamstruik, krijgt hij de naam Jahweh. Vanaf dat punt wordt het dan ook lastiger om de tekstonderdelen van E en J van elkaar te onderscheiden. Bij de Elohist is God meer een natuurkracht die zich manifesteert in bijvoorbeeld de brandende braamstruik, maar ook in dromen en openbaringen. De Elohist leefde waarschijnlijk in het koninkrijk Israël rond 850 voor Christus.

De Deuteronomist (D) is vernoemd naar het bijbelboek Deuteronomium, waarvan hij het grootste deel heeft geschreven. Hij was waarschijnlijk een Leviet, een groep Israëlieten die traditioneel dienst deden in de tempel. De Deuteronomist legt de nadruk op de wetten van Mozes, het belang van het in acht nemen van die wetten, wat de straf van God zal zijn als de Israëlieten zich niet aan die wetten houden, maar ook hoe de band met God hersteld kan worden als het volk boete doet voor de overtredingen van de wetten. Het thema zonde-straf/boete-vergeving komt sterk naar voren komt bij de Deuteronomist, net als in J en E. Maar interessant is dat de Deuteronomist het koppelt aan het recht van de Israëlieten op het ‘Beloofde Land’ Kanaän. Zo ontzegde God het volk Israël de toegang tot Kanaän en dwong het nog 40 jaar in de woestijn rond te zwerven na de uittocht uit Egypte, omdat ze het gouden kalf hadden aanbeden en dus gezondigd tegen de wetten van Mozes. Door deze koppeling zijn een aantal wetenschappers ervan overtuigd dat de Deuteronomist geleefd moet hebben in de tijd van de Babylonische ballingschap, waarin veel Israëlieten zich moeten hebben afgevraagd waarom hun God had toegelaten dat ze verdreven werden uit hun ‘Beloofde Land’. Toch is de algemene indruk dat de Deuteronomist eerder heeft geleefd, en wel voor 700 voor Christus. In plaats van naar de Babylonische ballingschap, zou de nadruk op het naleven van de wetten van Mozes om recht te blijven houden op het ‘Beloofde Land’ te maken hebben met de dreiging van het Assysrische rijk dat zich tussen ongeveer 900 en 700 voor Christus sterk uitbreidde vanuit Zuid-Turkije en Noord-Irak,

richting wat nu Libanon en Syrië zijn. Vooral de verwoesting van de hoofdstad van het koninkrijk Israël - Samaria - in 722 vC leidde ertoe dat veel Israëlieten hun toevlucht zochten in het zuidelijke koninkrijk Judea. De hoofdstad Jeruzalem werd gelukkig niet ingenomen, maar het moet een extreem spannende tijd geweest zijn aangezien Judea aan alle kanten werd omringd door Assyrisch territorium en zich alleen staande kon houden door een grote afkoopsom te betalen.

En tenslotte is er de Priester (P) die naar alle waarschijnlijkheid geleefd heeft rond het einde van of vlak na de Babylonische ballingschap (597-539 vC). In die tijd waren de Zadokiten (ook wel zonen van Zadok, genoemd naar de eerste hogepriester in de tempel van Salomo) de heersende priesterorde en mochten de Levieten het simpelere werk in de tempels doen. De Priester schrijft met name over de rituelen, plaatsing van altaren en stambomen. Onder de rituelen valt de besnijdenis, het teken van het verbond met God. De Priester legt er de nadruk op de het Joodse volk is uitverkoren en zich daarom ‘puur’ moet houden.

De teksten van de verschillende auteurs zijn op een aantal momenten in elkaar geschoven. Zo worden J en E al vroeg gecombineerd tot JE. D gebruikt eerdere teksten DTR1 en DTR2, waarbij DTR1 zich weer gedeeltelijk baseert op JE. Ook P gebruikt delen uit JE, die hij in sommige gevallen herschrijft of zelfs tegenspreekt. Uiteindelijk worden de bronnen JE, D en P gebruikt door een Redacteur R om de uiteindelijke Torah samen te stellen. R doet niets anders dan de teksten chronologisch in elkaar schuiven. Dat zorgt er soms voor dat twee versies van hetzelfde verhaal samengevoegd worden door de zinnen uit de twee versies af te wisselen. De delen van D die niet in de Torah passen vormen DH en worden later ingedeeld bij de Nevi’im.

 

Er is sinds de publicatie van de documentaire hypothese al aardig wat kritiek op gekomen en er zijn allerlei alternatieven voorgesteld. Veelal zijn dat variaties op hetzelfde thema, maar stellen ze een andere volgorde voor, of nog meer bijdragen, of verdelen ze passages anders over de bronnen. In ieder geval is heel duidelijk dat er meerdere versies zijn geschreven van de verhalen in de bijbel en dat teksten later zijn aangepast, samengevoegd en zeer waarschijnlijk zijn er ook delen verdwenen. Zo zijn er bijvoorbeeld duidelijke aanwijzingen dat P en E niet geloofden dat er maar één god is. Bij hen is Jahweh ‘slechts’ één van een groep goden, maar uiteindelijk voor Israël wel de belangrijkste. Zo is de naam Elohim die door E gebruikt wordt, in het Hebreeuws duidelijk een meervoudsvorm en gelijk aan de naam die de Kanaänieten – de oorspronkelijke bewoners van het land Kanaän – aan hun pantheon van goden gaven.

 

Het boek Jesaja is waarschijnlijk in drie delen geschreven. De oudste delen stammen uit de 8e eeuw vC en zijn waarschijnlijk de woorden van de profeet Jesaja ben Amoz. Tijdens de Babylonische ballingschap is er een deel toegevoegd en dat is later, na de ballingschap, nogmaals gebeurd.

De Nevi’im

 

Zoals zojuist voor het boek Jesaja beschreven, geldt voor veel van de boeken in de Nevi’im dat een eerste versie geschreven kan zijn in de tijd waarin de hoofdpersoon leefde of kort daarna, maar dat er latere toevoegingen zijn gedaan. De volgorde waarin de boeken zijn geschreven is zeker niet de volgorde waarin de boeken nu in de Torah staan. Amos, het eerste deel van Jesaja, Hosea, Nahum en Micha stammen waarschijnlijk uit de 8e eeuw en zijn daarmee het oudst. In de 7e eeuw volgen Nahum en Habakuk, en het DH manuscript met de boeken Jozua, Richteren, I en II Samuel en I en II Koningen.  Tijdens de Babylonische ballingschap worden Obadja, Jeremia en Ezechiël geschreven, worden Deuteronomium en de DH boeken afgemaakt, en Amos, Nahum en Micha herschreven. Na de terugkeer uit ballingschap wordt het derde deel aan Jesaja toegevoegd, Jeremia herschreven  en worden Maleachi, Haggai en de Kronieken geschreven.

 

De Ketuvim

 

Het oudste deel van de Ketuvim wordt naar alle waarschijnlijkheid gevormd door de Psalmen, of eigenlijk twee derde deel daarvan. Dit deel is opgetekend in de 8e eeuw vC en veel van de Psalmen uit dit deel worden toegeschreven aan de legendarische koning David. Dat kan tot nu toe door de wetenschap niet worden bevestigd, maar we weten bijvoorbeeld wel dat Psalm 29 is afgeleid van een Kanaänitische ode aan de god Baäl en later is omgeschreven voor Jahweh. Na de Babylonische ballingschap is er nog een serie Psalmen toegevoegd. De rest van de boeken in de Ketuvim worden ook pas na de ballingschap geschreven. Omdat Kronieken een geschiedenis beschrijft vanaf de dagen van Adam tot aan de verovering van Cyrus II in 540 van Babylon, worden de boeken van de Ketuvim in de Christelijke bijbel geplaatst achter Koningen.

 

Nog tijdens de Maccabeeën en Hasmoniden (140 – 37 vC) en zelfs in de Romeinse tijd daarna werden nog teksten toegevoegd aan de TaNaKh, hoewel veel van deze teksten uiteindelijk door de Protestanten als ‘apocrief’ werden aangeduid. In ieder geval is duidelijk dat de TaNaKh een ‘levend boek’ was, waar de geschiedenis van het Joodse volk en hun verbond met hun God in werd opgetekend. Het dogma dat het hier gaat om heilige teksten waaraan niets veranderd mag worden, is dus van later datum.

 

 


Hiermee is de vraag ‘wie heeft de TaNaKh geschreven?’ zo goed mogelijk beantwoord. Namen kunnen we de auteurs niet geven, we weten in veel gevallen zelfs niet heel zeker wanneer ze geleefd hebben. Één van de problemen bij het dateren van gedeelten van de tekst is dat de manuscripten die we nu ter beschikking hebben niet de originelen zijn, maar latere kopieën, waarvan we in veel gevallen sterk vermoeden of zelfs zeker weten dat ze aanpassingen en wijzigingen bevatten. Wat er is weggelaten zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen. In sommige gevallen verwijst een tekst naar een gebeurtenis en weten we dat de tekst dus later geschreven moet zijn dan die gebeurtenis. Maar vaak hebben wetenschappers niet veel meer dan de stijl, het gebruik van bepaalde woorden en uitdrukkingen om een inschatting te kunnen maken van de tijd waarin de tekst is geschreven. Soms is aan de hand van de manier waarop over gebeurtenissen of personen geschreven wordt af te leiden hoe er gedacht werd in de tijd waarin de tekst geschreven werd, wat dan weer gerelateerd kan worden aan de geschiedenis en wat we weten over de zienswijzen of heersende opinie in bepaalde periodes.

 

Het lastige aan deze manier van dateren was dat er vaak gebruikt werd van de geschiedenis van Israël zoals we die kunnen afleiden uit de Bijbel. Maar daarmee ontstaat een cirkel-redenering, waarbij we de datering van de teksten ophangen aan de inhoud van diezelfde teksten. Gelukkig is er in de afgelopen decennia veel materiaal boven water gekomen, vooral door uitmuntend werk van Joodse historici en archeologen, waarmee we de geschiedenis van het Joodse volk kunnen reconstrueren. En ondanks dat de TaNaKh geen geschiedenisboek is, zijn de verhalen die er in staan ook geen totale verzinsels. Ze bevatten op zijn minst een historische kern die gerelateerd kan worden aan teksten van elders en archeologisch ontdekkingen. Op deze manier ontstaat een beeld van de geschiedenis van het volk Israël, het geloof in Jahweh en hoe daarover in de TaNaKh wordt geschreven. Hoewel dat niet de vraag was, ben ik van mening dat dit verhaal niet compleet is zonder te beschrijven in welke wereld de schrijvers van de TaNaKh leefden, hoe Israël er uit zag en hoe er gedacht werd, en waarom de teksten geschreven en herschreven zijn en wie daartoe opdracht kan hebben gegeven. En voor mijn veiligheid verwijs ik naar de waarschuwingen aan het begin van dit verhaal.

Het volk Israel

De oudste verwijzing naar het volk Israël die tot nu toe is gevonden staat op de zogenaamde stele van Merenptah. De inscripties op deze steen beschrijven de verove-ringen van farao Merenptah die regeerde van 1213 - 1203 vC. Bij regel 27 op deze stele wordt algemeen aangenomen dat heteerste woord ‘Israël’ betekent. Omdat deze regel onderdeel is van een opsommingen van volkeren en gebieden die door Merenptah zijn verslagen, wordt dit gezien als het eerste (tot nu toe bekende) bewijs dat er een ‘volk Israël’ bestaat. Door sommige enthousiaste bijbelgeleerden is wel aangenomen dat Merenptah de farao zou kunnen zijn uit het verhaal van Mozes en de Exodus.

Tegenwoordig wordt echter algemeen aangenomen dat Mozes een legendarische, mythologische figuur is die misschien (losjes) is gebaseerd op één of meerdere historische personen. Maar dat een kind van een Joodse slavin aan het hof van een Egyptische farao zou kunnen opgroeien en later op gelijke voet met de farao zou kunnen onderhandelen en die farao zelfs ongestraft zou kunnen bedreigen, wordt voor onmogelijk gehouden. Belangrijkste argument is echter dat er geen enkel archeologisch bewijs is voor een uittocht uit Egypte of een verovering van het land Kanaän. Maar als we kijken wat er wel bekend is ontstaat een weliswaar heel ander maar heel geloofwaardig verhaal.


Late Bronze Age Collapse

 

 

 

Hoewel Merenptah nog een overwinning op het volk Israël en andere stammen in de regio vermeldt, is de periode van zijn regering en die van zijn opvolger Ramses III het begin van het einde van de Egyptische dominantie in de regio die bekend staat als de Levant. Om nog niet volledig begrepen redenen storten in relatief korte tijd (tussen 1200 en 1150 vC) de rijken van Mycene, de Hittieten en Egypte ineen. Rond 1100 vC is de

 

 

machtsstructuur in Kanaän zover afgetakeld dat de lagere klassen in opstand durven komen en de paleizen en heiligdommen van de hooggeplaatsten verwoesten. Vervolgens vluchten deze Kanaänieten vanuit steden als Jericho, Ai en Hazor richting de heuvels op wat nu de West Bank heet. Deze ‘vlucht naar de heuvels’ werd bekend in de regio, en trok meer mensen aan. Één van de interessante stammen die zich mogelijk hebben aangesloten zijn de Shasu. Deze Shasu – zoals ze door de Egyptenaren worden genoemd – zijn zo interessant omdat ze komen uit het zuidelijke deel van de Sinaï woestijn, en omdat hun hoofdstad wordt aangeduid met de letters YHW, waarschijnlijk uitgesproken als jahoe. Hoewel het moeilijk te bewijzen is, wordt aangenomen dat de Shasu een god meebrachten die ze aanduiden met YHWH, en die van één van de vele goden in het Israëlische pantheon uitgroeit tot de oppergod en uiteindelijk de enige god van het jodendom. Dat de Israëlieten oorspronkelijk andere goden vereerden blijkt niet alleen uit de verwijzingen in de bijbelteksten zoals ik bij de Elohist al heb aangegeven, maar ook uit archeologische vondsten van (af)godsbeelden. Maar misschien nog wel het meest duidelijk is de naam zelf: “Israël” is opgebouwd uit het werkwoord śarar ("overwinnen, regeren over") en de naam El, de voornaamste god van de Kanaänieten.

 

 

Het is niet onwaarschijnlijk dat een klimaatverandering, waardoor oogsten mislukten, een belangrijke rol heeft gespeeld. Een andere theorie is dat de overgang van brons naar ijzer zorgde voor een revolutie in oorlogsvoering. Voor het maken van brons is o.a. tin nodig, wat slechts op een paar plekken ter wereld gevonden werd en waarvan (dus) maar een beperkte hoeveelheid beschikbaar was. Daarom werden slechts een paar strijders volledig bewapend en die vochten dan tegen elkaar, zoals Achilles tegen Hector. IJzer was in veel grotere hoeveelheden beschikbaar en toen men eenmaal wist hoe het gewonnen en bewerkt kon worden, konden hele legers bewapend worden. Overigens vond het gevecht tussen Achilles en Hector, een onderdeel van de slag om Troje, waarschijnlijk plaats rond 1200 vC.

Interessant gegeven is dat een onderdeel van de Late Bronze Age Collapse de opkomst is van het “Zee-volk”, waarvan we nog niet weten wie ze waren of waar ze vandaan kwamen. Maar dit “Zee-volk” heeft het de Egyptenaren erg lastig gemaakt en wordt ook verantwoordelijk gehouden voor de ondergang van de Myceense beschaving. De Filistijnen die we in de Torah regelmatig tegenkomen, zouden een onderdeel vormen van dit “Zee-volk”.


Overigens zijn die oorspronkelijke Kanaänieten, de machthebbers waartegen de lagere klassen die zichzelf Israëlieten gaan noemen, zich afzetten, een interessant volk dat nog wel een klein beetje extra aandacht verdient. De naam Kanaän verwijst mogelijk naar de kleur paars, omdat paarse kleurstof – gewonnen uit schelpen – één van de vele producten was waar Kanaän om bekend stond. Later werden de afstammelingen van de Kanaänieten door de Grieken Phoeniciërs genoemd, naar het Griekse woord voor paars. Ook cederhout uit wat nu Libanon is en papyrus werden geëxporteerd vanuit Kanaän. Interessant detail is dat de handel in papyrus voornamelijk vanuit de stad Byblos kwam en dat dat de oorsprong is van het woord Bijbel. De Phoeniciërs/Kanaänieten vormden een hoogontwikkelde beschaving, die o.a. het eerste (bekende) schrift – het spijkerschrift – ontwikkelde, de eerste (bekende) wiskundige begrippen en rekenmethoden introduceerde en bekend stond om hun bedrevenheid in het bouwen van schepen en bevaren van de zeeën. Er zijn aanwijzingen dat de Phoeniciërs/Kanaänieten al handel dreven met Spanje en zelfs Cornwall. Één van de theorieën om de Late Bronze Age Collapse te verklaren (zie de voetnoot) heeft te maken met de overgang van brons naar ijzer voor het maken van wapens. Als de Phoeniciërs het tin dat nodig was voor het maken van brons invoerden vanuit Cornwall, zal de overgang naar ijzer een behoorlijke impact hebben gehad op hun economie en status in de regio. Dat kan dan weer verklaren waarom de onderste lagen van de bevolking, die vast niet gedeeld hebben in de welvaart, hun kans schoon zag om zich vrij te vechten en zich in de heuvels bij de Dode Zee te verenigen tot het volk Israël.

 

 

Maar hoe zit het dan met Mozes en de uittocht uit Egypte? Zoals ik al eerder aangaf is er geen bewijs voor het bestaan van een historische figuur Mozes, en gaan de meeste wetenschappers er van uit dat hij een mythologische figuur is die op zijn best is samengesteld uit verhalen over verschillende historische figuren. Een uittocht, volgend op een serie plagen zoals beschreven in de Torah, is op z’n zachtst gezegd erg onwaarschijnlijk. Toch is er wel duidelijk een link tussen de Israëlieten en Egypte, maar ook die ligt anders dan de Torah claimt. Al rond 1800 vC  vestigen Kanaänieten zich in het noorden van Egypte. Rond het jaar 1650 vC zijn dit er zoveel geworden dat ze gebruik maken van een wat zwakkere periode van de Egyptische farao’s en de macht grijpen in Lager Egypte (het noorden, rond de Nijldelta). De Egyptische farao moet zelfs een tijd lang schatting betalen aan de Hyksos, zoals de nieuwe machthebbers zich noemen, omdat ze dreigen anders Thebe te belegeren. Een Kanaäniet die een farao bedreigt, dat klinkt enigszins bekend… En een Kanaäniet die het tot een soort onderkoning van de farao schopt kennen we trouwens ook, en wel uit het verhaal van Jozef, die door zijn broers verkocht wordt als slaaf, in een Egyptische gevangenis terecht komt en uiteindelijk door de farao benoemd wordt tot zijn rechterhand omdat hij een periode van mislukkende oogsten weet te voorspellen. Het lijkt erop dat verhalen over de Hyksos, waarschijnlijk wat verfraaid en aangedikt, terecht zijn gekomen in de mythologie van de Israëliers, samen met een legende over een volk dat door  de woestijn moest dwalen en geholpen werd door de god YHWH. De Shasu?

 

Duidelijk is dat de Israëliers die rond het jaar 1000 vC vanuit hun schuilplaatsen in de heuvels een rijk begonnen op te bouwen, daarbij behoefte hadden aan een duidelijke claim op het land Kanaän. Dat een deel van hun voorouders daar vandaan kwam en hoe ze de paleizen en tempels van de Kanaänieten/Phoeniciërs in de brand hadden gestoken , was waarschijnlijk niet de geschiedenis waarmee ze zich wilden associëren. Een verhaal over een moedig volk dat zich losmaakt van slavernij en een land dat hen door hun god is beloofd, dat klinkt een stuk beter. Het rijk dat de Israëliers stichten is het koninkrijk Judea. Volgens de Torah wordt eerst een groot rijk gesticht dat de naam Israël krijgt, maar door een ruzie binnen de koninklijke familie splitst dit rijk zich in een noordelijk deel dat Israël blijft heten en een zuidelijk deel dat Judea genoemd wordt. Hoewel er op basis van de archeologische vondsten tot nu toe nog geen eenduidig antwoord te geven is, twijfelen veel onderzoekers eraan of het eerste koninkrijk Israël wel heeft bestaan. De Egyptenaren lijken al vrij snel te hebben ingegrepen en de Israëlieten te hebben ingesloten in wat het koninkrijk Judea werd. Hoe dan ook, het lijkt er op dat het volk Israël om welke reden dan ook gesplitst werd in twee delen. Het deel dat in Judea onafhankelijk bleef, al is die onafhankelijkheid maar relatief voor een land dat wordt omringd door machtige buren, en een deel dat waarschijnlijk eerst weer onder gezag van de Egyptenaren kwam en later werd veroverd door de Assyriërs. In Judea wordt rond het jaar 950 vC door de Jahwist voor het eerst een geschiedenis van het Joodse volk geschreven. Dit is rond de tijd dat de legendarische koning David en zijn zoon Salomon het rijk besturen. Lang is gedacht dat ook deze twee figuren vooral mythologisch waren en waarschijnlijk niet echt hebben bestaan. Maar recent zijn er aanwijzingen opgegraven die verwijzen naar een “huis (of geslacht) van David” en verdedigingswerken die wijzen op een rijk met een redelijke omvang en rijkdom. De beste aanwijzingen liggen helaas verborgen op een plek waarvan ik niet verwacht dat er tijdens mijn leven ooit opgravingen zullen kunnen plaatsvinden: de Tempelberg in Jeruzalem, een heilige plek voor alle drie de monotheïstische wereldgodsdiensten en de plek waar het paleis van koning David en de tempel van Salomon gestaan zouden hebben. Koning David en zijn zoon Salomon hebben dus waarschijnlijk echt bestaan, en het is niet onredelijk om aan te nemen dat David daadwerkelijk een aantal Psalmen heeft geschreven en Salomon het Hooglied dat aan hem wordt toegeschreven. Het lijkt erop dat de koningen van Israël altijd een belangrijke rol hebben gespeeld in de Joodse godsdienst.

 

Ondanks dat de Israëlieten nu in tweeën gesplitst waren zijn ze toch nauw verbonden gebleven, getuige het feit dat de Elohist een kleine eeuw na de Jahwist dezelfde verhalen opschrijft. Merkwaardig is wel dat het beeld van god en de naam die de Elohist aanvankelijk gebruikt anders zijn dan bij de Jahwist. Misschien is bij de Israëlieten buiten Judea de invloed van de oude Kanaänieten groter, of de invloed van de Shasu kleiner.

 

Zoals eerder aangegeven groeit tussen ongeveer 900 vC en ongeveer 700 vC het Assyrische rijk uit tot de grootmacht in de regio. Judea ligt nu als een klein eilandje volledig omsloten door Assyrisch grondgebied (zie kaart eerder). De koningen van Judea moeten dan ook fors betalen om met rust gelaten te worden. Misschien is het de dreiging van de Assyriërs, of de instroom van Israëlieten uit de veroverde gebieden die voor onrust zorgen in Judea. Om welke reden dan ook, koning Hezekiah besluit rond 700 vC om het Joodse geloof drastisch te hervormen. Hij is degene die het monotheïsme introduceert en afdwingt. In archeologische vondsten van voor de tijd van Hezekiah komen we veel beeldjes tegen van verschillende goden, daarna geen enkele. Het is aannemelijk dat onder leiding van Hezekiah de Jahwistische teksten worden samengevoegd met de Elohistische en beide worden ‘gezuiverd’ van polytheïsme. In navolging hiervan beschrijft de Deuteronomist zeer gedetailleerd de rituelen in de tempel, zodat ook die overal in Judea hetzelfde worden uitgevoerd. De gevechten tussen priesters van Jahweh en priesters van Baäl – de Kanaänitische vruchtbaarheidsgod – die we in de boeken van de profeten tegenkomen zijn mogelijk onderdeel geweest van religieuze zuiveringen in deze tijd.

 

Een interessante vraag is hoe Hezekiah op het idee komt om over te gaan op één enkele god. Alle omringende rijken hebben een scala aan goden en ook de Israëlieten aanbidden tot de hervormingen van Hezekiah meerdere goden. Waar haalt Hezekiah het idee vandaan, en wat is de reden dat hij het invoert? Het enige eerdere voorbeeld van monotheïsme dat we kennen in de regio is de religie van de Aten die door farao Akhenaten – oorspronkelijk Amenhotep IV – in 1348 vC in Egypte wordt ingevoerd. Er zijn zoveel overeenkomsten tussen het Joodse geloof en het Atenisme, dat het haast niet voor te stellen is dat er geen verband is. Sigmund Freud schreef in 1939 een boek getiteld “Der Mann Moses und die monotheistische Religion” waarin hij de theorie poneert dat Mozes een Atenistische priester was die na de dood van Akhenaten, toen Egypte terugging naar het polytheïsme, met zijn volgelingen gevlucht is naar Kanaän. Omdat tegenwoordig sterk betwijfeld wordt of Mozes een historische figuur is en omdat we weten dat pas onder Hezekiah overgegaan werd op het monotheïsme, kunnen we vrij zeker stellen dat Freud er – op dit terrein – naast zat.

 

Maar de aanwezigheid van Kanaänieten, nazaten van de Hyksos, in het noorden van Egypte in de tijd van Akhenaten, het feit dat Akhenaten de hoofdstad verplaatste van Thebes naar Akhetaten in voormalig

Hyksos-gebied, en de aanwijzingen dat nazaten van de Hyksos onder de grondleggers van het volk Israël waren, maakt in ieder geval aannemelijk dat Hezekiah van het experiment van Akhenaten op de hoogte was. Heeft Hezekiah dan geprobeerd Akhenaten na te doen, en zo ja waarom?

Daarvoor moeten we eerst iets meer weten over waarom Akhenaten het Atenisme heeft ingevoerd. Gelukkig zijn daar redelijk onderbouwde theorieën over. Het is duidelijk dat Akhenaten een vooruitstrevend farao was, die van plan was de economie en cultuur in Egypte nieuw leven in te blazen. Dat hij zich daarin tegengewerkt voelde door de priesters in Thebes is niet zo verwonderlijk. In het algemeen staan religieuze instituten en instellingen niet bekend om een progressieve houding. Verder is overduidelijk dat de priesterorde in Thebes in zo’n beetje alle aspecten van het leven een vinger in de pap had en daar behoorlijk geld aan verdiende. Een vergelijking met het christelijk geloof in de middeleeuwen is op zijn plaats. Akhenaten moet zich er wel aan hebben geërgerd dat zelfs hij, als farao, ondergeschikt was aan de priesterorde. Akhenaten was een intelligent en dapper man, en besloot om de priesterorde buiten spel te zetten door zelf een godsdienst op te richten en zichzelf aan het hoofd daarvan te plaatsen. De farao’s waren al langer de plaatsvervangers van de goden op aarde, maar nu was Akhenaten ook de contactpersoon tussen het volk en de Aten, de enige god. Zo kwamen alle smeekbeden, met de bijbehorende offergaven, bij Akhenaten terecht en niet bij de priesters in Thebes. Gedurende de 12 jaar dat Akhenaten nog regeerde bloeide de Egyptische cultuur en economie inderdaad op, ondanks spanningen in de regio en talrijke opstandjes. Pas onder zijn zoon Tutankhamun werden de hervormingen teruggedraaid en kreeg de priesterorde, en dus het oude polytheïsme, weer de macht in Egypte.

De invoering van het monotheïstische Atenisme had dus een duidelijk politieke achtergrond. Zou dat in het geval van Hezekiah ook zo kunnen zijn? Met de bedreiging van het Assyrische rijk rondom en binnenlandse onrust door verschillen in geloof, kun je je goed voorstellen dat Hezekiah het volk Israël wilde verenigen. Hezekiah zorgt er wel voor dat hij niet dezelfde fout maakt als Akhenaten door niet de hele priesterorde tegen zich in het harnas te jagen. Hij neemt de priesters van Jahweh mee in zijn zuiveringsacties en laat ze de heilige teksten herschrijven en uitbreiden (de Deuteronomist). En daar waar Akhenaten zich lijkt te hebben gericht op de bovenlagen van de Egyptische samenleving, lijkt Hezekiah zijn best te doen om de gewone bevolking mee te krijgen. Eén volk onder één God… En blijkbaar had Jahweh de beste papieren. Hij was (of werd) de god die Mozes had geholpen zijn volk te bevrijden van de farao, de god die David had geholpen met een klein legertje te winnen van de overmacht van de Filistijnen, de god die aan de kant van de Israëlieten vocht omdat ze zijn uitverkoren volk waren, de god die een verbond met het Joodse volk had gesloten.

 

Maar de dagen van het onafhankelijke Judea zijn geteld, en tussen 612 en 605 vC weten de Babyloniërs zich niet alleen van onder het juk van de Assyriërs uit te vechten, maar de rol van grootmacht over te nemen. Koning Nebukadnezer vraagt nu op zijn beurt om forse bedragen om Judea met rust te laten. Als de Israëlische koning Jehojakim zich verzet valt Nebukadnezer aan. Eerst wordt Jehojakim gedood, vervolgens worden zijn opvolger en diens hofhouding gedeporteerd naar Babylon, daarna ook de volgende opvolger en vervolgens tot drie maal toe grote aantallen Joodse burgers (naar alle waarschijnlijkheid de meest invloedrijke). En zo begint de Babylonische ballingschap, een traumatische periode voor het Jodendom, niet in de laatste plaats op religieus gebied. In de reformatie van Hezekiah was de centrale boodschap van de geschiedenis geworden dat het Joodse volk was uitverkoren en een speciale band had met Jahweh die aan hun kant vocht. Nu moest worden verklaard waarom Jahweh het dan had toegelaten dat het Joodse volk verslagen was. De enige verklaring – anders dan dat de goden van de Babyloniërs machtiger waren dan Jahweh – was dat het Joodse volk zich niet aan de afspraken had gehouden. En dan hoefde Jahweh zich natuurlijk ook niet aan het verbond te houden. En zo werd het thema dat door de Deuteronomist was ingevoerd van schuld-boete-vergeving enorm versterkt. En weer werden de heilige teksten herschreven. In de Torah komen veel verwijzingen voor naar plaatsen in het Babylonische Rijk, zo ligt de Hof van Eden tussen de rivieren de Eufraat en de Tigris, komt Abraham uit Ur en zijn er veel overeenkomsten tussen het verhaal van Noach en de Gilgamesh. Sommige van deze details kunnen tijdens de Babylonische ballingschap zijn geïntroduceerd, maar het kan ook zijn dat een deel van de oorspronkelijke Israëlieten uit deze streek kwam en delen van hun verhalen en mythologie heeft meegenomen.

 

In 538 vC wordt het Babylonische rijk verslagen door de Perzische Cyrus de Grote. De Joden mogen terugkeren naar Israël en daar wordt vol trots en eerbied de nieuwe TaNaKh voorgelezen. Maar Israël is nu onderdeel van het Perzische rijk. In 333 vC verovert Alexander de Grote het Perzische rijk en nu wordt Israël onderdeel van het Macedonische rijk. Alexander laat een vertaling in het Grieks schrijven van de TaNaKh – zoals die op dat moment is – die bekend staat als de Septuagint en de basis vormt voor het oude testament van de christelijke bijbel.

 

Na de dood van Alexander volgt een strijd om de macht, met Israël op de scheidlijn tussen het Egyptische en het Seleucidische rijk. In 200 vC werd Israël aan dat laatste toebedeeld. In al die tijd waren de Joden vrij om te geloven zoals ze dat zelf wilden, maar toen  Antiochus IV Epiphanes probeerde om een Grieks-Helenistisch polytheïsme in te voeren, kwamen de Joden in opstand. Onder leiding van Judas Maccabeus vechten ze van 174 tot 135 vC, en het lukt Israël om weer een zelfstandig koninkrijk te worden. Hoewel de Maccabeïsche koningen ook meteen hogepriester zijn, blinken ze niet uit in vredelievendheid. In 64 vC zien de Romeinen hun kans schoon en bemoeien zich met een conflict tussen twee broes die allebei azen op de troon. Daarmee krijgen de Romeinen controle over het koningshuis en die controle versterken ze als Julius Ceasar in 47 vC de troon van Israël belooft aan de zoon van de Israëlische generaal Antipater, nadat die hem en zijn geliefde Cleopatra redt uit een benarde situatie. De Romeinen helpen in 37 vC deze zoon, genaamd Herodes, inderdaad aan de macht en daarmee komt een einde aan de Maccabeïsche of Hasmonese dynastie. Zoals eerder aangegeven wordt nog tijdens de Hasmoneën en de Romeinen doorgeschreven aan de TaNaKh. Terwijl Israël onder Herodes de Grote nog officieel zelfstandig is, is dat na zijn dood in 4 vC snel afgelopen. In eerste instantie verdelen zijn zonen het rijk Israël, maar al in het jaar 6 AD wordt Israël officieel een Romeinse provincie. De spanningen tussen het monotheïstische en over het algemeen streng gelovige Joodse volk en de polytheïstische en veel vrijere Romeinse invloeden lopen al snel op en er volgen incidenten en opstandjes. In 44 AD wordt de – eigenlijk alleen nog ceremoniële – koning van Israël niet opgevolgd en is duidelijk dat Israël een onderdeel is van het Romeinse rijk.

 

Het Joodse volk wordt opnieuw in tweeën gesplitst, een deel kan zich wel vinden in de nieuwe Romeinse levensstijl en de voordelen die dat brengt, een ander deel herinnert zich de waarschuwende woorden over schuld en boete in de Torah en wordt alsmaar strenger in de leer. Deze scheiding zien we terug in de religieuze groeperingen. De Sadduceeën zochten vooral de samenwerking met de Romeinen en vervulden hoge functies in de tempel en in het dagelijks leven. De Essenen stonden daar lijnrecht tegenover en hielden zich zo strikt mogelijk aan de wetten van Mozes. Hun streven naar puurheid ging zo ver dat veel Essenen vegetariër waren en celibatair leefden. Ideologisch ergens tussen deze groepen in vinden we de Farizeeën, waarvan er enkele ook priester waren, maar de meesten niet.  Met name de Essenen verzetten zich met hand en tand tegen alles wat maar lijkt op Romeinse invloed en uiteindelijk komt het in 66 AD tot een massale opstand. De Romeinen hebben even wat anders aan hun hoofd na de grote brand van Rome in 64 AD, maar in 67 AD wordt de ervaren generaal Vespasianus naar Judea gestuurd om orde op zaken te stellen. Dat leidt tot de eerste Rooms-Joodse oorlog die eindigt in 70 AD met de verwoesting van de tempel. Vespasianus is dan inmiddels teruggeroepen naar Rome om Nero op te volgen als keizer. Het ‘opruimwerk’ laat hij over aan zijn zoon Titus. Die achtervolgt de opstandelingen na het officiële einde van de oorlog tot de laatsten collectief zelfmoord plegen in het fort Massada in 73 AD. Duizenden Joden werden weggevoerd uit Judea en verkocht als slaven, het begin van de Diaspora (verstrooiing). Toch was het verzet nog niet gebroken en na een tweede opstand in 115-117 AD volgt in 132 AD een laatste opstand, bekend geworden als de Bar Kochba opstand. Geleid door Simon Bar Kochba, die door veel van zijn aanhangers gezien wordt als Messias – een bevrijder en priester-koning – doen de Joden een laatste poging de Romeinen uit hun land te zetten. Maar keizer Hadrianus stuurt maar liefst zes legioenen, aangevuld met onderdelen uit nog eens zes legioenen, aangevoerd door de zeer ervaren generaal Sextus Julius Severus. De Bar Kochba opstand wordt bloedig neergeslagen, wat er nog restte aan invloedrijke Joden wordt op afschuwelijke wijze ter dood veroordeeld of als slaven verkocht, alle heiligdommen worden afgebroken of tot verboden terrein verklaard en Judea wordt verdeel in vier provincies die onder Romeins bestuur stonden. De Joden zijn nu echt verstrooid en houden op met hun geschiedenis vast te leggen.

 

Volgens de overlevering waren het de Farizeeën die het geloof levend hielden en de basis legden voor het rabbijns-joodse geloof dat de teksten van de TaNaKh bewaarde en doorgaf van generatie op generatie tot op de dag van vandaag…

 

En daarmee is het verhaal over de TaNaKh klaar. Natuurlijk valt er nog veel meer te zeggen en had ik nog pagina’s kunnen uitweiden. Maar het verhaal is zo al wel lang genoeg. Als je meer wilt weten is de documentaire https://www.youtube.com/watch?v=qalTJzk4kO0&t=4697s een goed startpunt. Ik heb er in ieder geval veel aan gehad. Als afsluiter wil ik nog zeggen dat het me opgevallen is hoe vrij Joodse archeologen en andere wetenschappers de historiciteit van de TaNaKh in twijfel trekken. Blijkbaar wordt de TaNaKh binnen (het grootste deel van) de Joodse gemeenschap niet gezien als een geschiedenisboek, en levert het geen geloofscrisis op als blijkt dat de werkelijke geschiedenis van het volk Israël anders is dan de TaNaKh suggereert. Een houding die ik enorm waardeer, en helaas niet denk in deze zelfde mate tegen te komen als ik de andere twee heilige boeken onder de loep ga nemen….