Hoe word je gelukkig?

Als je aan kinderen vraagt wat ze later willen worden zegt er eigenlijk nooit één “gelukkig”. En toch is dat wat we allemaal het liefst willen: gelukkig zijn. Op jonge leeftijd denken we misschien nog dat als we maar de juiste baan hebben, de juiste partner, een mooi huis, een snelle auto, kinderen, een hond, enz. dat we dan wel vanzelf gelukkig worden. Op latere leeftijd leren we dat geluk niet vanzelf komt, dat je het niet kunt kopen, dat je de leukste baan kunt hebben, de liefste partner, het mooiste huis enz. maar toch ongelukkig kunt zijn. Maar dan zijn er websites genoeg met 10, 12, 16 stappen naar geluk, en in boekwinkels vind je meer boeken over geluk dan over wiskunde. En als je niet meer weet waar je nu wel of niet gelukkig van wordt, dan is er tegenwoordig een tool waarmee je kunt berekenen van welke van je facebook-vrienden je gelukkig wordt (http://newsmonkey.be/article/9288).

Veel van de boeken en websites beweren vol trots dat ze zich baseren op wetenschappelijke berekeningen[1], de laatste inzichten in de psychologie en/of het werk van grote filosofen. En natuurlijk zijn er de eeuwenoude oosterse wijsheden die inzicht geven in hoe je gelukkig kunt worden. Maar als er zoveel manieren zijn om gelukkig te worden, waarom zijn er dan zoveel mensen nog steeds op zoek naar geluk? En waarom zijn bijvoorbeeld mensen in het verre oosten niet gelukkiger dan wij in het westen? Maar de belangrijkste vraag voor mij is: waarom kijken we niet naar wat de wetenschap te zeggen heeft over geluk en hoe je het kunt vinden? Tenslotte heeft de wetenschap vrijwel alles bestudeerd, en zeker een onderwerp dat zo belangrijk voor mensen is als geluk moet onderwerp van studie zijn geweest.


[1] Blijkbaar bestaan er wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke berekeningen.

Voor de meeste mensen is de wetenschap koud en emotieloos. Geluk is daarentegen zo verweven met emotie en iets zo persoonlijks, daar kan de wetenschap dus niets zinnigs over te zeggen hebben. Natuurlijk is het tegendeel waar, de wetenschap heeft heel veel te zeggen over geluk. Maar zoals zo vaak in de wetenschap: je moet wel eerst heel goed uitleggen waar je het over hebt als je het woord geluk gebruikt. Zo kun je bijvoorbeeld kijken naar hoe gelukkig mensen zichzelf vinden, bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 10. En dan kun je die rapportcijfers bijvoorbeeld middelen per land. Daar krijg je hele mooie kaartjes van.

Je kunt op basis van rapportcijfers dus bepalen of personen in land A zich gemiddeld gelukkiger voelen dan in land B. En met rapportcijfers kunnen we nog veel meer. Zo kunnen we kijken of geld wel of niet gelukkig maakt. Het kaartje laat zien dat er wel duidelijk een verband is tussen het gemiddelde inkomen in een land en het gemiddelde rapportcijfer voor geluk, maar geld bepaalt blijkbaar niet alles. Zo scoort een gemiddeld rijk land als Japan beduidend lager dan de Filippijnen, waar het gemiddelde inkomen behoorlijk wat lager ligt.

In figuur 2 zien we direct het verband tussen inkomen en geluk, en het lijkt erop dat meer geld wel degelijk gelukkiger maakt, al vlakt de curve af.

 

Dit zijn scores gemiddeld per land, en er zijn natuurlijk meer verschillen tussen landen dan alleen het gemiddelde inkomen. Dat een verband niet betekent dat er een oorzaak-gevolg-relatie is heb ik in mijn verhaal over de verkeerde wiskunde al aangegeven (met een verwijzing naar http://www.tylervigen.com/spurious-correlations voor mooie voorbeelden).

Dat er meer meespeelt wordt duidelijk als we de landen uit Zuid-Amerika samen nemen, waarbij blijkt dat deze allemaal boven de lijn liggen en de landen met een communistisch verleden die er allemaal onder liggen.

 

Een mooie methode in de statistiek die hier ingezet kan worden is een zogenaamd factor-analyse. Ik zal niet op de details ingaan (google zelf maar als je meer wilt weten), maar het is een methode waarmee je kunt uitzoeken hoe sterk een bepaalde factor de waarde van een bepaalde grootheid voorspelt of verklaart. In dit geval kunnen we in kaart brengen in hoeverre een rapportcijfer voor geluk wordt verklaard door bijvoorbeeld gezondheid, inkomen, de aanwezigheid van corruptie in een land, persoonlijke vrijheden, sociale structuren en vrijgevigheid.

Uit de figuur blijkt dat deze factoren allemaal een bijdrage leveren, maar dat bijvoorbeeld persoonlijke vrijheid maar ongeveer een half puntje in de totale score verklaart. Verreweg de grootste invloed is die van het “land+residu”. Dat is een mooie manier om eigenlijk te zeggen “onverklaard”. Er zijn verschillen tussen landen die niet te maken hebben met de genoemde factoren en waarvan we niet weten waar ze dan vandaan komen. Het plaatje voor de laagst scorende landen laat zien dat de 2 tot 3 punten “onverklaard”  ook daar te zien zijn, en de andere factoren nauwelijks nog een rol spelen.

Alsof dit al niet erg genoeg was, worden de plaatjes alleen maar verwarrender als we in meer detail gaan kijken. Het effect van inkomen op geluk, dat we in figuur 2 nog heel duidelijk zien verdwijnt als we niet kijken naar de situatie op één moment, maar een vergelijking maken tussen metingen in hetzelfde land die enkele jaren uit elkaar liggen.

Als er een verband is tussen inkomen en geluk dan mag je verwachten dat als het gemiddelde inkomen stijgt, ook het gemiddelde rapportcijfer voor geluk stijgt. De lijntjes in de deelvenstertjes geven aan dat als je maar flink wat statistische methoden op de puntenwolken loslaat, je er verbanden in kunt vinden. Maar in één oogopslag is te zien dat er geen sprake is van een net verband. Conclusie: het verband dat in figuur 2 te zien is, is een schijnverband. Blijkbaar worden zowel het gemiddelde inkomen als het gemiddelde rapportcijfer door iets anders beïnvloed.

Nog een interessant verband waar vaak naar verwezen wordt is dat tussen geluk en leeftijd. De figuur hiernaast is op heel veel blogs en in (serieuze) krantenartikelen te zien. En de verklaring lijkt voor de hand te liggen. Op jonge leeftijd zitten mensen nog vol dromen en zijn ze naïef, waardoor ze zich gelukkig voelen. Als de dromen zo rond het 50e levensjaar vervlogen zijn en de harde realiteit is doorgedrongen ontstaat de midlife-crisis. Na de pensioenleeftijd komt een gevoel van berusting en bij het terugkijken op het leven valt het allemaal toch best wel mee en neemt het gevoel van geluk weer toe.

Dit verhaal klinkt zo logisch dat het gevonden verband wel moet kloppen. Maar wie wat nauwkeuriger kijkt – en gelukkig zijn er mensen die dat doen – komt er achter dat het niet zo logisch is als het lijkt.

De oplettende lezer had misschien al opgemerkt dat de verticale schaal in de figuur loopt van rapportcijfer 6.2 tot 7. Er is dus een verschil van slechts 0.8 punten op een gemiddelde van 6.6, dus maar 12% variatie. Een nog oplettender lezer is misschien opgevallen dat er met de horizontale schaal ook iets vreemds aan de hand is.

De punten geven groepen weer van 4 jaar en de tussenliggende groepen (waarvan de aanduiding waarschijnlijk voor de leesbaarheid is weggelaten) omvatten ook 4 jaar, behalve in het midden van de figuur. De groep 42-46 jaar omvat 5 jaar en de groep tussen deze en de 50-53 omvat maar drie jaar. Misschien een foutje, en er had 42-45 moeten staan? Maar dan nog is het niet helemaal logisch om leeftijdsgroepen van 4 jaar te gebruiken, 5 jaar zou veel logischer zijn. Een oplettende wiskundige lezer heeft daarom de originele data van de General Social Survey opgevraagd en geanalyseerd, en in die dataset blijkt het verband ineens omgedraaid. Nu zijn de jongeren en de ouderen ineens minder gelukkig.

Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat het nog niet gelukt is om te achterhalen wat mensen nu precies gelukkig maakt, zeker niet voor individuele personen. Maar terwijl ik dit stuk aan het schrijven ben komt het bericht dat een topman van Google de formule voor geluk heeft gevonden: zie http://www.welingelichtekringen.nl/wetenschap/709493/deze-google-baas-maakte-een-wiskundige-formule-voor-geluk.html

Maar even googlen levert meer formules op: https://www.demorgen.be/wetenschap/eindelijk-ontdekt-de-formule-voor-geluk-b9c30ab8/

en https://www.psychologiemagazine.nl/artikel/geluk-p-5-x-e-3-x-h/#

Dat er heel verschillende formules zijn voor dezelfde grootheid – geluk – is een beetje vreemd, maar niet persé een probleem. Maar als ik de formules wat nader bekijk raak ik – als wiskundige – toch een beetje teleurgesteld.

Laten we beginnen met de ingewikkeldste:

Het gaat in deze formule eigenlijk meteen al mis bij het woordje geluk. Het blijkt hier te gaan om een geluksgevoel dat proefpersonen krijgen als ze risico nemen tijdens een spel en dat pakt goed uit. Dat geluksgevoel blijkt onder andere samen te hangen met de grootte van het risico en de hoogte van de beloning. Maar dat is niet helemaal het soort geluk waarover ik het eerder had.

Er zijn verschillende definities van geluk. Geluk wordt wel omschreven als een gemoedstoestand of als een emotie. Binnen de psychologie – toch de wetenschap die op dit gebied het meest te vertellen heeft – zijn emotie en gemoedstoestand niet hetzelfde. Een emotie is gedefinieerd als een lichamelijke en psychische reactie op een stimulus, meestal veroorzaakt door de afgifte van bepaalde neurotransmitters of hormonen in het lichaam. Bij het zien, horen, voelen, ruiken of anderszins waarnemen van de stimulus komt binnen enkele seconden de emotie op en na het verdwijnen van de stimulus verdwijnt ook de emotie weer. Het verdwijnen van de emotie kan wel aanzienlijk langer duren, van minuten tot zelfs uren.

Een gemoedstoestand is niet duidelijk het gevolg van een stimulus en heeft een veel langere duur, al blijft het moeilijk om het verschil heel strak te omschrijven. We hebben het over een gemoedstoestand als we zeggen dat iemand met het verkeerde been uit bed gestapt is, of als iemand heel vrolijk is. Dat kan wel veroorzaakt zijn door een gebeurtenis, maar meestal komt er ook een stuk interpretatie, dus gedachtes over die gebeurtenis, bij kijken. Als we geluk omschrijven als een emotie of gemoedstoestand dan hebben we het dus hooguit over een duur van enkele dagen, en dat is meestal niet wat we bedoelen als we iemand vragen of hij/zij gelukkig is. En als mensen op zoek zijn naar geluk bedoelen ze ook – meestal – niet een gevoel dat hooguit een paar dagen duurt.

Dus, hoe definiëren we geluk dan wel? De definitie die wordt gebruikt door wetenschappelijke instellingen als het CBS die onderzoek doen naar hoe gelukkig mensen in verschillende delen van de wereld zijn is ‘levenssatisfactie’, wat niets anders is dan de Nederlandse vertaling van de term life satisfaction. Misschien duidelijker is de uitdrukking ‘tevredenheid met het leven’ of ‘welbevinden’. De formule voor geluk die ik hiervoor liet zien heeft meer te maken met een emotie, en daar hebben we dus niets aan.

Maar dan de volgende formule:

Geluk = P + (5 x E) + (3 x H)

Hierin stelt de term geluk in ieder geval het soort geluk weer zoals we dat net hebben gedefinieerd, P staat voor persoonlijke eigenschappen voor zoals flexibiliteit en veerkracht, E staat voor basale levensomstandigheden: je gezondheid, familiesituatie, gevoel van veiligheid en financiële positie, en H hogere behoeften: zelfwaardering, gevoel voor humor, en de mate waarin je je ambities en verwachtingen hebt bevredigd. De formule geeft aan dat persoonlijke eigenschappen het minst van belang zijn, levensomstandigheden het zwaarst wegen en hogere behoeften daar tussenin vallen qua gewicht. Maar volgens deze formule wordt meer dan de helft van je geluk bepaald door factoren die in de factoranalyse zijn gebruikt, en als je aanneemt dat het bevredigen van ambities en verwachtingen ook gedeeltelijk gevangen wordt in factoren als persoonlijke vrijheid, dan zou je mogen verwachten dat de invloed van overige, onverklaarde factoren hooguit een kwart van het rapportcijfer voor geluk mag verklaren. Uit de eerdere figuren weten we dat dat helaas niet overeenkomt met de data. Een mooie formule dus, maar hij klopt niet.

En dan de laatste en minst concrete:

Geluk is gelijk aan – of groter dan – het verschil tussen hoe jij de gebeurtenissen in je leven ervaart, en je verwachtingen van hoe het leven zich moet gedragen

In ieder geval is het geen ingewikkelde formule. Er zijn maar twee variabelen: hoe je je leven ervaart, en wat je van je leven verwacht. Die tweede trek je van de eerste af en dan heb je het geluk dat iemand ervaart. Daarbij moet ik meteen opmerken dat dit een getal is dat zowel positief als negatief kan zijn. En als het leven precies aan je verwachtingen voldoet, en je mag aannemen dat je je dan redelijk gelukkig voelt, dan is de ‘geluksscore’ gelijk aan 0. Dit is dus een behoorlijk andere schaal dan het rapportcijfer voor geluk waar we tot nu toe naar gekeken hebben, en het omrekenen van de ene schaal naar de andere is niet voor de hand liggend. Maar ondanks dat kleine probleempje lijkt het erop dat Mo Gawdat hier een belangrijke ontdekking heeft gedaan… of toch niet?

Eigenlijk niet. Deze formule is al eeuwenoud en feitelijk bedacht door een Nederlander, en wel één van mijn grote helden: Baruch de Spinoza. Daarom zal ik de formule ook nader uitleggen aan de hand van wat Spinoza erover bedacht heeft.

Spinoza leefde in het midden van de 17e eeuw. Er was in die tijd veel aandacht voor de verhouding tussen de machthebbers en hun onderdanen. Met name de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse heerschappij had duidelijk gemaakt dat als onderdanen niet tevreden waren over hun machthebber, dat tot hele grote problemen voor die machthebber kon leiden. Mede daarom werden er diverse boeken geschreven over de relatie tussen machthebber en onderdanen, waaronder Institutio principis Christiani (‘de opvoeding van een christelijke prins’) van Erasmus en de tegenhanger Il Principe (‘de prins’) van Machiavelli, Utopia van Moore en The Leviathan van Hobbes.

Spinoza gaat er van uit dat de wereld deterministisch is, oftewel dat het hele universum als een gigantisch uurwerk precies de regels van de natuurkunde volgt en dus volledig voorspelbaar is. Tegenwoordig weten we dat dat niet zo is, zie mijn verhaal “wie is Heisenberg?”, maar voor de theorie van Spinoza maakt dat niet uit. Waar het hem om gaat is dat ook al is de wereld voorspelbaar, om de toekomst te kunnen voorspellen is zoveel kennis van zoveel details nodig, dat het in de praktijk onmogelijk is[1].  Door die praktische onvoorspelbaarheid gebeuren er dingen in het leven van een mens die die persoon niet had voorzien. Mensen zijn van nature geneigd een verklaring te willen vinden voor zulke onverwachte gebeurtenissen. En op basis van de gevolgen van de gebeurtenis en de verklaring die bedacht is trekken mensen conclusies over de wereld en het leven.


[1] Dit is precies hetzelfde idee als wat Einstein had in zijn kritiek op de kwantumtheorie. Einstein was een groot bewonderaar van Spinoza. Feitelijk is dit idee van Spinoza ook de basis voor de chaos-theorie waarbij kleine afwijkingen in begincondities in een dynamisch systeem tot grote afwijkingen in de voorspellingen kunnen leiden. De beroemde uitspraak waarin dit duidelijk wordt gemaakt is dat een vleugelslag van een vlinder in de Amazone over een paar dagen kan leiden tot een storm in Japan.

Een voorbeeld:

Stel ik stap morgen onze tuindeur uit en daar ligt de vuilnisbak van de buurman op z’n kant in het steegje. De inhoud ligt gedeeltelijk uitgespreid voor onze tuindeur en omdat ik er niet op bedacht was sta ik al met één schoen in de troep. Uiteraard wordt ik daar in eerste instantie niet blij van (een emotie want veroorzaakt door een stimulus). Ik probeer de troep zo goed mogelijk te omzeilen, pak een papieren zakdoekje uit mijn zak en veeg zo goed als het gaat mijn schoen schoon en ga op weg naar mijn werk. Onderweg wil ik een verklaring vinden voor wat me is overkomen en ik bedenk dat mijn buurman een hekel aan mij heeft en daarom mijn dag heeft willen verpesten. Dat maakt me boos omdat ik het oneerlijk vind, ik heb hem tenslotte niets aangedaan. De rest van de dag bedenk ik tussen mijn werk door hoe oneerlijk dit is en hoe oneerlijk mensen kunnen zijn (tegen mij) en hoe oneerlijk de wereld is. Van al deze gedachten wordt ik niet gelukkig.

Ik kan echter ook bij dezelfde gebeurtenis denken dat de buurman misschien is gestruikeld terwijl hij de vuilnisbak bij de straat wilde zetten, en nu in zijn schuur op zoek is naar een stoffer en blik om de troep op te ruimen, of binnen een blessure aan het behandelen is voordat hij de troep kan opruimen. Ik kan besluiten dat het ongeluk van mijn buurman vervelender is dan dat van mij en op die manier mijn weg vervolgen. Ik kan ook besluiten een kijkje te nemen bij de buurman om te zien of ik hem kan helpen. Dat geeft mij en de buurman een goed gevoel en we worden een beetje meer vrienden. En daarvan worden we dan allebei weer een beetje gelukkiger.

Volgens Spinoza wordt ongeluk dan ook veroorzaakt door een verkeerde interpretatie van gebeurtenissen en incorrecte verklaringen. Als de bliksem mijn huis treft is dat niet omdat de buurman dat gewenst heeft, en ook niet omdat een god mij wil bestraffen. Het is gewoon een kwestie van natuurkunde. De lading in de donderwolk is zodanig hoog opgeladen en de afstand tot de grond zodanig klein dat een ontlading plaatsvindt. Die ontlading zoekt de weg van de minste weerstand, en hele kleine verschillen in luchtdichtheid, ladingsverdeling, temperatuur en misschien nog een hele rits andere grootheden bepalen het pad dat de bliksem volgt. Omdat die verschillen voor ons niet te zien of anderszins waar te nemen zijn, is het pad voor ons onvoorspelbaar. Het is dus – voor zover ik het kan verklaren – simpelweg domme pech dat de bliksem in mijn huis inslaat en niet in dat van de buurman. Het heeft niets te maken met mij als persoon of met wat ik gedaan of gezegd of gedacht heb. Het had net zo goed het huis van de buurman kunnen zijn. En eigenlijk heb ik nog geluk gehad dat ik veilig in huis zat waar me niets kan gebeuren.

Ongeluk is dus het gevolg van een interpretatie van gebeurtenissen die niet strookt met wat we denken te verdienen, het idee dat we niet eerlijk behandeld worden. En volgens Spinoza is dat in de meeste gevallen te wijten aan een onvoldoende begrip van de wereld. Hoe meer we begrijpen van hoe de wereld werkt, hoe beter we in staat zijn om gebeurtenissen correct te interpreteren. Maar ook hoe beter onze ideeën en verwachtingen over hoe het leven zou moeten zijn kloppen bij hoe het leven werkelijk is. Spinoza zette zich met name af tegen religie omdat die mensen er vaak van weerhoudt de werkelijke verklaring voor gebeurtenissen te zoeken en een kloppend beeld van de werkelijkheid te ontwikkelen. In plaats daarvan dringen religieuze leiders een wereldbeeld op waarin alles wordt bepaald door een god, die alles stuurt naar aanleiding van zijn oordeel over wat wij denken, doen en zeggen. Dat godsbeeld wordt eerst door Spinoza op logische argumenten onderuit gehaald, omdat dan pas de ruimte ontstaat om tot zijn definitie van geluk en de weg daar naartoe te komen.

Hoewel Spinoza zijn belangrijkste werk over dit onderwerp – de Ethica – opzet naar het voorbeeld van de werken van de grote wiskundige René Descartes, geeft hij geen formule voor geluk. Maar als hij dat wel zou hebben gedaan, dan had die er ongeveer uitgezien zoals die van Mo Gawdat:

 

Ongeluk is het verschil tussen de manier waarop een mens de wereld ziet en de manier waarop hij/zij denkt dat de wereld eruit zou moeten zien. Geluk is het ontbreken van ongeluk.

 

Hiermee hebben we dus ook meteen een manier om gelukkiger te worden c.q. minder ongelukkig. Eigenlijk hebben we twee manieren: we kunnen zorgen dat we de manier waarop we de wereld zien veranderen, of we kunnen de manier waarop we denken dat de wereld eruit zou moeten zien veranderen. Of allebei natuurlijk. Het eerste punt gaat over onze interpretatie van wat ons overkomt, de verklaringen die we daarvoor bedenken. Het tweede gaat over ons ideale wereldbeeld. Nu zou het handig zijn als we die twee los van elkaar zouden kunnen beïnvloeden, maar in de meeste gevallen gaat dat niet. Ons wereldbeeld is gebaseerd op onze interpretatie van wat we meegemaakt hebben, en onze interpretatie van wat we meemaken is gebaseerd op ons wereldbeeld. Die twee zijn zo met elkaar verweven dat we ons meestal niet realiseren dat het twee aparte processen zijn. En de meeste mensen realiseren zich niet dat beide processen te veranderen zijn.

Voor de meeste mensen is er namelijk geen verschil tussen de manier waarop zij de wereld waarnemen en hoe de wereld in werkelijkheid is. Hun werkelijkheid is de werkelijkheid. Op latere leeftijd komen deze mensen er vaak achter dat anderen de wereld op een andere manier zien en de – voor hen – logische conclusie is dan dat die anderen het verkeerd zien. Er is wel duidelijk een verschil tussen hoe de wereld is en hoe die eigenlijk zou moeten zijn. Dat verschil is volgens hen voor een groot deel te wijten aan die mensen die de wereld verkeerd zien en zich daardoor verkeerd gedragen. Zo ontstaat een logisch plaatje, met een mooie term ‘intern consistent’, maar je wordt er niet gelukkig van. Toch is het wel een aantrekkelijke manier van denken, omdat je jezelf in het middelpunt plaatst en altijd gelijk hebt. Misschien zijn er daarom zoveel mensen die de wereld op deze manier bekijken, ook al worden ze er niet per definitie gelukkig van.

Om wel gelukkig te worden moet je er dus niet van uit gaan dat de wereld is zoals jij ze ziet. Zeker in de gevallen waarin jouw idee over hoe de wereld zou moeten zijn niet stroken met hoe de wereld ‘is’, moet je je eerst durven afvragen of de wereld wel ‘is’ zoals jij denkt. Dat betekent het idee loslaten dat je gelijk hebt, dat je wel weet hoe het zit, dat je slimmer bent dan anderen, etc. Het recept van Spinoza is dat je eerst maar eens moet beginnen met het opdoen van kennis, dingen uitzoeken, met open ogen kijken hoe de wereld in elkaar zit, vragen durven stellen en  antwoorden durven checken. In onze huidige wereld waarin nieuws voor een deel bestaat uit meningen en er meer foutieve informatie makkelijk voorhanden is dan correcte, is dat al een behoorlijke uitdaging. Maar daarmee ben je er nog niet. De informatie/kennis moet worden omgezet in begrip, en daarvoor moeten alle stukjes informatie en kennis verbonden worden met behulp van de logica. In mijn verhaal over “de verkeerde wiskunde” heb ik al uitgelegd dat dat ook niet gemakkelijk is. Het kan bij het logisch redeneren op heel veel manieren fout gaan (zie http://www.kritischdenken.info/KD_files/logische%20misvattingen.html). Als je dan dat begrip hebt bereikt zou in ieder geval het eerste deel van de formule “de manier waarop de mens de wereld ziet” redelijk in orde moeten zijn. Maar dan moet het tweede gedeelte “de manier waarop de wereld eruit zou moeten zien” nog worden aangepakt. Gelukkig zit het in het leven ook wel eens mee en blijkt dat als we via kennis en begrip de manier waarop we de wereld zien hebben aangepakt, daarmee vaak ook al de manier waarop de wereld er volgens ons uit zou moeten zien is veranderd. En dan gelukkig ook nog in de goede richting, oftewel begrip zorgt ervoor dat ons ideale wereldbeeld steeds beter gaat kloppen met ons beeld van de werkelijkheid. Waar we bijvoorbeeld aanvankelijk geneigd zijn te denken dat de wereld er veel beter voor zou staan als iedereen zou denken en doen zoals wij, komen we met meer begrip (hopelijk) tot de conclusie dat verschillende manieren van denken en kijken een verrijking zijn en dat we daar nog wat van kunnen leren.

Toch valt er aan dat ideale wereldbeeld nog wel iets meer te doen dan het alleen maar mee laten liften op het bijstellen van de manier waarop we de wereld waarnemen. En dat kan ik, denk ik, het best uitleggen door nog wat verder terug te gaan in de tijd, en wel naar het taoïsme. In het taoïsme worden ideeën en wijze levenslessen vrijwel altijd doorgegeven in de vorm van verhalen[1]. Een beroemd verhaal is dat van de azijnproevers en wordt geïllustreerd met een schilderij, waarvan ik hier een moderne versie laat zien omdat die volgens mij duidelijker is.

[1] Dit is één van de redenen waarom er wel wordt beweerd dat Jezus in de jaren tussen de ‘vlucht naar Egypte’ en zijn eerste publieke optreden, een tijd in India of China heeft doorgebracht. Ook zijn lessen verpakte hij in de vorm van verhalen: ‘gelijkenissen’. Zie ook mijn verhaal over de bijbel.

We zien drie mannen met op de voorgrond een vat waarin azijn zit. De drie mannen hebben net van de azijn geproefd en reageren nogal verschillend. Nu zijn deze drie mannen niet zomaar willekeurige personen, maar ze zijn de grondleggers van de drie voornaamste filosofische stromingen in China: Kong-fu-zi (die wij kennen als Confusius), Buddha en Lao-tze. Zij vertegenwoordigen respectievelijk het confucianisme, het boeddhisme en het taoïsme. Kong-fu-zi ruikt aan zijn hand en kijkt zuur. Dat symboliseert – volgens de taoïsten – de visie van het confucianisme op het leven: het leven is lastig, het is chaotisch en onvoorspelbaar. De enige manier om het leven goed door te komen is door strikte regels en wetten te hanteren, zodat de mens een beetje grip krijgt op de chaos. Gelukkig wordt je er niet echt van, maar het leven wordt in ieder geval overzichtelijker. Buddha kijkt erg moeilijk en houdt zijn hand voor zijn mond, alsof hij bijna moet overgeven. Volgens het boeddhisme is het leven bitter, vol met ellende en narigheid, er is overal lijden en pijn. Gelukkig kun je eigenlijk niet worden in dit leven, en alleen door af en toe – door meditatie – te ontsnappen aan de dagelijkse ellende, wordt het leven draaglijk. En tenslotte zien we helemaal rechts Lao-tze voldaan lachen en nog wat van de geur van de azijn naar zich toe wuiven. Volgens de taoïsten is hij de enige die begrijpt dat de azijn precies is zoals die moet zijn: zuur en bitter, niet lekker, maar perfect geschikt in groenten mee in te maken en daardoor lang te kunnen bewaren. Het leven is precies zoals het moet zijn, zolang je het maar niet alleen maar bekijkt vanuit je eigen – beperkte – perspectief. Natuurlijk komt de taoïst er in dit verhaal het best van af en is hij de enige die het leven echt begrijpt, het is tenslotte een taoïstisch verhaal. Maar de boodschap is voor ons allemaal wel iets om over na te denken.

Om terug te komen op de formulering van Spinoza: die maakt duidelijk dat de twee componenten die zorgen voor geluk (of ongeluk) allebei gebaseerd zijn op onze interpretatie. Het is de vergelijking tussen ons beeld van de wereld en ons beeld van een ideale wereld. Beide beelden creëren we zelf. Natuurlijk kunnen we dat wereldbeeld niet volledig los laten staan van wat er in de wereld gebeurt, maar we kiezen wel zelf waar we naar kijken en hoe we daar tegenaan kijken. En zo zit de sleutel tot geluk dus toch gewoon in onszelf…