De Nachtwacht

Het belangrijkste en beroemdste schilderij van Nederland en misschien wel van de wereld, geschilderd door de beroemdste schilder: Rembrandt van Rijn. Een schilderij dat zo belangrijk is voor de staat der Nederlanden en onze nationale identiteit dat het in de tweede wereldoorlog het land uit is gesmokkeld naar een geheime locatie zodat de nazi’s het niet in handen zouden krijgen. En zo belangrijk dat het in geval van brand in het Rijksmuseum via een speciale schacht in de vloer voor het schilderij naar buiten kan worden gebracht. Maar wat maakt het schilderij nu zo bijzonder? Is het al die speciale aandacht wel waard?

 

Over smaak valt natuurlijk niet te twisten dus of de Nachtwacht het mooiste schilderij ter wereld is, dat moet iedereen voor zichzelf bepalen. Maar dat het een bijzonder schilderij is met een bijzonder verhaal, dat een bijzondere betekenis heeft voor Nederland en de Nederlanders, dat staat wel vast. Helaas is dat verhaal weinig bekend, reden voor mij om er eens wat over uit te zoeken en op te schrijven.

 

Het verhaal dat ik zelf gehoord heb toen ik jong was is dat de stad Amsterdam zo rond 1630 druk bezig was met stadsvernieuwing. Een onderdeel daarvan was de bouw van een nieuw stadhuis en de bouw van een nieuw hoofdkwartier voor de schutterijen van de stad die een belangrijke rol speelden bij de verdediging. Deze schutterijen hadden zeker in het begin van de tachtigjarige oorlog een belangrijke rol gespeeld, maar nu was het einde daarvan in zicht en Amsterdam was al jarenlang veilig gebied. De schutterijen hadden dan ook voornamelijk een ceremoniële rol en veel van de schutters wisten nauwelijks nog hoe je een geweer of lans moest vasthouden. Voor hun nieuwe hoofdkwartier werden portretten, zogenaamde schuttersstukken, besteld van de belangrijkste compagnieën, waarmee de wanden van de grote feestzaal zouden worden gedecoreerd. Omdat Rembrandt in die tijd een snel klimmende ster was, kreeg hij de opdracht één van de schuttersstukken te schilderen.

 

Rembrandt had een vernieuwende stijl van schilderen voor dergelijke stukken, die hij had gedemonstreerd bij ‘de anatomische les van dr. Nicolaes Tulp’. Daarop heeft hij alle aanwezigen prachtig geportreteerd, maar op een zodanige manier dat het lijkt alsof het een moment is tijdens de les dat is bevroren, alsof het een soort foto is. Voor het schilderen van ‘De compagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren’, zoals de werkelijke titel van het schilderij luidt, besloot Rembrandt die idee door te trekken. Hij portreteerde de compagnie zoals hij die daadwerkelijk zag op het moment dat die zich had verzameld om naar een schutterswedstrijd de gaan. Duidelijk is te zien dat het één grote wanboel is, vrijwel niemand heeft oog voor de kapitein of zijn luitenant, die op hun beurt volkomen onwetend lijken van wat er achter hun rug gebeurt. Iemand schiet zelfs zijn geweer af vlak achter de hoed van de luitenant! Intussen lopen een jongetje, een meisje en een hond dwars door het gezelschap. Sommige mannen beginnen al met marcheren terwijl anderen nog rustig met elkaar aan het praten zijn.

 

Rembrandt kreeg voor het stuk betaald door de gemeente Amsterdam, maar liet de mannen die hij portreteerde ook nog eens apart betalen voor de eer dat ze door een zo groot schilder als hij werden vereeuwigd. Diegenen die niet wilden betalen wat hij vroeg strafte hij af door ze maar half af te beelden of hun gezichten alleen heel grof te schetsen. De kapitein en zijn luitenant betaalde hem ruim en daarom besteedde hij verreweg de meeste tijd aan hen. Toen het schilderij onthuld werd ging er een golf van verontwaardiging door de schutterij. In vergelijking met de andere schutterstukken was dit een aanfluiting. Hoe durfde Rembrandt hen zo af te beelden? De reacties waren zo heftig dat de gemeente behoorlijk met het schilderij in de maag zat. Ze moesten het wel ophangen, maar deden dat maar ergens aan de zijkant van de zaal waar het niet zo erg opviel. Zodra het nieuwe stadhuis – het Paleis op de Dam – klaar was, werd het schilderij weggewerkt in een zaaltje ergens achteraf. Omdat het te groot was voor de muur daar, werd er een stuk afgesneden aan beide zijkanten en aan de onderkant. Daardoor zijn twee personen aan de linkerkant helemaal van het schilderij verdwenen.

 

Rembrandt had duidelijk zijn hand overspeeld en kreeg het daarna heel moeilijk om nog opdrachten te krijgen. De gemeente wilde pas in 1660 weer een opdracht geven, maar er was continu gedoe omtrent de betaling. De Nachtwacht vormde een keerpunt in de carrière van Rembrandt. Omdat de meeste families in Amsterdam het helemaal gehad hadden met die eigenwijze respectloze schilder, kwam Rembrandt in de financiële problemen en uiteindelijk stierf hij vrijwel failliet. Pas in de 19e eeuw werd zijn meesterwerk herontdekt. Omdat het al die tijd in de rook van haarden en schoorstenen had gehangen was het vernis zo donker geworden dat iedereen dacht dat het om een nachtelijk tafereel ging en kreeg het de naam ‘de Nachtwacht’.

 

Het is een prachtig verhaal over een uniek schilderstalent dat niet gewaardeerd wordt in zijn eigen tijd en pas eeuwen later op zijn werkelijke waarde wordt geschat. Als eerbetoon aan het miskende genie van Rembrandt heeft het schilderij dat zijn carrière geknakt heeft nu de ereplaats in onze nationale kunstverzameling. Prachtig… toch? Maar is het ook waar? Nee, dus. We weten helaas niet alles van wat er zich destijds heeft afgespeeld, maar gelukkig is er veel materiaal bewaard gebleven en omdat Rembrandt onze nationale trots is zijn er heel wat onderzoekers die zich hebben bezig gehouden met zijn leven en werk. Dat geeft heel wat puntjes die we kunnen verbinden tot een verhaal. Een verhaal dat anders is dan wat ik zojuist schetste. Minder romantisch misschien maar zeker niet minder interessant.

 

Laten we beginnen met de tijd waarin Rembrandt leefde en zijn belangrijkste doek schilderde: het begin van de 17e eeuw. Nederland was sinds 1568 in oorlog met Spanje. Of eigenlijk kunnen we nog niet eens spreken over Nederland, maar over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die een onafhankelijkheidsoorlog voerde tegen hun rechtmatige vorst: de keizer van het Heilige Roomse Rijk en verdediger van het ene ware christelijke geloof, de koning van Spanje. Van 1609 tot 1621 was er sprake geweest van een bestand en dus redelijke rust in de Nederlanden. Van 1621 tot 1625 was het nog even spannend geworden toen de Spanjaarden een laatste offensief inzetten om hun bezit terug te veroveren, maar daarna was Frederik Hendrik langzaam maar zeker de buffer rond Holland aan het uitbreiden en werd duidelijk dat Spanje de strijd uiteindelijk zou opgeven.

 

Amsterdam speelde een enorm belangrijke rol in de oorlog, zeker in de tweede helft daarvan. Zodra de macht van Spanje daar gebroken was en een bufferzone rond het gewest Holland was gecreëerd, was in Amsterdam de handel opgebloeid. Omdat er geen centraal gezag was dat een deel van de winsten in beslag nam, omdat er gebruik gemaakt kon worden van het uitgebreide handelsnetwerk dat door de Hanze was opgebouwd en de kennis en ervaring van Nederlandse handelaren en vissers, omdat de vrijheid van Amsterdam allerlei mensen aantrok die vluchtten voor religieuze vervolgingen, en omdat het stadsbestuur gevormd werd door de handelaren zelf, waren de economische mogelijkheden enorm. De stad groeide tussen 1570 en 1622 van 30.000 naar meer dan 100.000 inwoners.

 

In die stad kwam Rembrandt in 1625, toen hij 19 jaar oud was, in de leer bij Pieter Lastman. Al na een half jaar opende Rembrandt een atelier in zijn geboortestad Leiden, samen met zijn studievriend Jan Lievens. Rond 1630 verkoopt Rembrandt zijn eerste eigen schilderij in Amsterdam, dat wil zeggen, het wordt verkocht door Hendrick Uylenburgh, de oom van Rembrandt’s toekomstige vrouw Saskia. In een stad waar alles op dat moment in een stroomversnelling lijkt te zitten is de ster van Rembrandt in 1631 al zover gerezen dat dr Nicolaes Tulp – hoogleraar in de anatomie, en later burgemeester van Amsterdam – hem de opdracht gaf voor een schilderij van zijn anatomische les.

De schutterijen waren opgericht in de middeleeuwen en speelden een belangrijke rol bij de verdediging van en ordehandhaving binnen een stad. In het begin van de tachtigjarige oorlog hadden de schutterijen een enorm belangrijke rol, wat zorgde voor een professionalisering. De schutters werden goed bevoorraad en getraind in het hanteren van de modernste wapens. In 1607 schreef Jacob de Gheyn het ‘Wapenhandelinghe, van Roers Musquetten ende Spiessen’ waarin de handeling voor het omgaan met het musket en de lans werden beschreven en in illustraties getoond. Vanwege de belangrijke rol van de commandanten van de schutterijen en de nauwe communicatie die noodzakelijk was met het stadsbestuur, werd een leidinggevende positie in een schutterij een belangrijke opstap naar een politieke carrière. Zo ook voor Frans Banningh Cocq, die in 1650, 1651, 1653 en 1654 burgemeester van Amsterdam zou worden. Zijn ouders hadden hem vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant, een Amsterdamse regent die door zijn vroegtijdig overlijden nooit burgemeester was geworden.

De Amsterdamse politiek was rond 1630 behoorlijk complex, om het zacht uit te drukken. Uit een lijst van burgemeesters rond die periode blijkt dat maar liefst 12 personen het ambt vervulden tussen 1625 en 1635. Één daarvan Volckert Overlander, schoonvader van Frans Banningh Cocq, en Oranje-gezind. Een geducht tegenstander was Andries Bicker, die staatsgezind en dus tegen de invloed van de Oranjes was. Bicker was lid van een machtige familie die samen met de familie de Graeff een belangrijke steun vormde voor het vrede van Münster die in 1648 werd gesloten. Maar liefst zeven Bickers bekleden in die tijd belangrijke posities in het stadsbestuur van Amsterdam, het gewest Holland en daarmee in de Republiek. Bicker was rijk geworden door de pelshandel en dreef handel in zilver en schepen met aartsvijand Spanje, een belangrijke reden om te willen dat de oorlog tot een einde zou worden gebracht. Er was veel discussie, vooral in Amsterdam, rond de vraag wat het juiste moment was om de onderhandelingen met Spanje in te gaan. Velen wilden wachten tot Antwerpen, dat een belangrijke concurrent van Amsterdam zou kunnen vormen, onder controle van de Republiek was. Maar het wilde Frederik Hendrik maar niet lukken om die stad in te nemen, en de oorlog kostte de stad veel geld. Adriaan Pauw, die feitelijk de leiding had over de onderhandelingen die leidden tot de Vrede van Münster, onderhield nauwe banden met de familie de Graeff.

In die politieke slangenkuil werd Rembrandt ergens voor 1640 de opdracht voor het schilderen van een schuttersstuk dat zou komen te hangen in de nieuwe ontvangstzaal van de Kloveniersdoelen die in 1638 gereed was gekomen. Die zal was ongelofelijk belangrijk omdat hier de leiders en diplomaten van verschillende Europese regeringen werden ontvangen om de positie van de Republiek en de handelsbetrekkingen te bespreken. Vanwege de afmetingen van het doek en van de andere doeken die zijn besteld, is het zeer waarschijnlijk dat Rembrandt precies wist waar zijn stuk zou komen te hangen. Ook de compositie van het oorspronkelijke stuk, dus voordat er aan de randen stroken werden afgesneden, doet vermoeden dat Rembrandt rekening hield met de lichtval ten gevolge van de ramen tegenover zijn doek en de schaduw van de haard op de wand ernaast. Rembrandt staat natuurlijk bekend vanwege de manier waarop hij lichtval op zijn doeken gebruikt om de aandacht te trekken en het oog ergens heen te leiden. Bij de Nachtwacht gebruikt hij het licht van het uniform van de luitenant en de jurk van het meisje om de aandacht te leiden naar de centrale figuur van de kapitein. Ondanks dat deze donker gekleed is, wat normaal gesproken betekent dat de figuur wat naar de achtergrond verdwijnt, komt Frans Banningh Cocq nu juist extra naar voren uit het schilderij en de uitgestoken hand lijkt zo op de toeschouwer af te komen dat je die bijna automatisch zou willen pakken. Een sterk dramatisch, psychologisch effect dat absoluut Rembrandt’s bedoeling moet zijn geweest. En dat brengt ons bij de vraag waarom Rembrandt heeft gekozen voor deze opzet van zijn schilderij, die zo afwijkt van de andere schuttersstukken die in dezelfde zaal hingen.

Het idee dat dit een eigenwijze keuze was van Rembrandt die pas bij de onthulling duidelijk werd lijkt me nogal naïef. Een zo belangrijk werk op een zo belangrijke plek zal door de opdrachtgevers uitvoerig met de kunstenaar zijn doorgesproken en tijdens de uitvoering kritisch gevolgd. Belangrijk gegeven om hierbij in het achterhoofd te houden is dat de tachtigjarige oorlog voor een groot deel een propaganda-oorlog was. Zeker voor de bevolking van Amsterdam en omgeving, waarvoor de oorlog in het begin van de 17e eeuw ver van hun bed was, maar die wel keer op keer gevraagd werd het geld bijeen te brengen voor de dure veldslagen en belegeringen, was het van belang te laten weten hoe goed het ging met de strijd en hoe belangrijk om nu nog even door te zetten. Daarvoor werden prenten gedrukt en verspreid met Frederik Hendrik als held bij vele veldslagen en belegeringen. De Nachtwacht moet volgens mij dan ook geïnterpreteerd worden in deze traditie als een soort reclameposter voor de stad Amsterdam en de Republiek. Op het moment na opdracht en tijdens het schilderen moet voor iedereen in het stadsbestuur, en ook voor de geportreteerden, duidelijk zijn geweest dat het nog slechts een kwestie van tijd was voordat de oorlog beëindigd zou worden. De vraag was alleen nog onder welke voorwaarden, maar met name, wat zou er daarna gaan gebeuren. Voor de gesprekken die in de ontvangsthal en de achterkamers plaatsvonden was het van essentieel belang dat de Republiek en het stadsbestuur van Amsterdam het juiste imago uitstraalde. En dat wordt volgens mij uitgebeeld in de Nachtwacht.

Belangrijke aanwijzingen daarvoor zitten in de compositie van het schilderij. Het eerder genoemde kleurgebruik waardoor de uitgestoken hand van Frans Banningh Cocq op de toeschouwer af lijkt te komen straalt uit dat men uit was op samenwerking. Banningh Cocq is nadrukkelijk niet als militair afgebeeld, maar als koopman met de traditionele Hollandse zwarte kleding. De combinatie met de witte kraag en rode sjerp, de kleuren van Amsterdam, maken duidelijk wie de hoofdrol in de Republiek spelen: de handelaren in Amsterdam. Ook van de overige figuren zijn een behoorlijk aantal duidelijk gekleed als kooplieden. Maar vergis je niet, vlak naast de uitgestoken hand van Banningh Cocq zien we de punt van de lans van zijn luitenant Willem van Ruytenburgh onze kant op wijzen. Röntgenonderzoek van het schilderij heeft aangetoond dat Rembrandt deze punt een aantal keer opnieuw heeft geschilderd, wat erop wijst dat hij moeite heeft gedaan om het juiste niveau van dreiging weer te geven. Ook door de losse houding van van Ruytenburgh en het feit dat zijn blik niet op ons is gericht hoeven we ons niet meteen aangevallen of onveilig te voelen, maar vergis je niet, het uniform van van Ruytenburgh en zijn gehandschoende hand laten er geen twijfel over bestaan dat deze man in actie kan komen als dat nodig is. Een veel genoemd detail in het schilderij is de schaduw van de hand van Banningh Cocq die het wapen van Amsterdam op de kleding van van Ruytenburgh omsluit om aan te geven dat het bewaken en behoeden van Amsterdam het hoofddoel is van het tweetal.

Dit is duidelijk niet het enige symbool in het schilderij dat het verhaal van de Republiek en de stad vertelt aan de oplettende toeschouwer. Maar het is wel van belang dat die toeschouwer iets weet van de tijd, de militaire situatie en de belangen waarover moet worden onderhandeld. Het symbool van de lans van van Ruytenburgh dat erop wijst dat niet te licht gedacht moet worden over de militaire kracht van de Nederlanden, is terug te vinden in een aantal andere figuren op het doek. Al eerder noemde ik het werk van Jacob de Gheyn. In zijn boek staan illustraties van het omgaan met musket en lans, die Rembrandt vrij nauwkeurig gekopieerd heeft. Door deze directe verwijzing maakt de schilder duidelijk dat de schutterijen uitstekend getraind zijn en door hun rol in de tachtigjarige oorlog over gevechtservaring beschikken. Voor het musket zijn de handelingen: het laden – dat wordt uitgebeeld door de man in het rode pak –, het schieten zelf – uitgebeeld door de man met de eikenbladeren op de helm, die half verscholen gaat achter Banningh Cocq – en tenslotte het wegblazen van de restjes van het vuur op de ‘pan’ van het geweer – uitgebeeld door de oudere man vlak achter van Ruytenburgh. Ook bij de lansiers zien we drie houdingen: het richten, het aan de schouder brengen en het dragen van de lans tijdens het marcheren. Het feit dat de schutter achter Banningh Cocq en van Ruytenburgh daadwerkelijk een schot lost – de rookpluim is te zien achter de hoed van van Ruytenburgh – is een belangrijk bewijs dat het hier niet gaat om de weergave van een scene die werkelijk heeft plaatsgevonden, maar om een zogenaamde allegorie, een symbolische scene. Het afvuren van een musket tussen de manschappen en binnen de bebouwing op deze wijze kan nooit daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

 

 

Waarschijnlijk zijn er nog veel meer verwijzingen te vinden in het schilderij, waarvan we de betekenis nu (nog) niet kunnen achterhalen. De eikenbladeren op de helm van de schutter kunnen verwijzen naar het gewest Gelre, één van de oudste gewesten in de Nederlanden dat een cruciale rol had gespeeld in de vrijheidsstrijd. Ook Friesland zou vertegenwoordigd kunnen zijn in bijvoorbeeld de kleuren van het vaandel. Hopelijk gaan kunsthistorici het schilderij vanuit dit oogpunt bekijken en komen we daardoor nog meer te weten over de boodschap die gecodeerd is in het schilderij. Belangrijkst blijft voor mij de psychologische boodschap die Rembrandt overbrengt en waarvoor hij een trukendoos in de compositie gebruikt. Zo gebruikt hij ook de lijnen van de lansen om het oog te leiden naar de centrale figuren, die de boodschap moeten overbrengen van een sterke natie en een sterke stad die de omringende wereld met open hand tegemoet treedt. Interessant is ook dat de blik van Banningh Cocq gericht is over de toeschouwer heen, op een horizon en toekomst die verder lijkt te liggen dan wij als toeschouwer kunnen zien.

 

Hoe zit het dan met het verhaal dat ik gehoord heb toen ik jong was? Voor zover we kunnen nagaan heeft Rembrandt keurig betaald gekregen voor zijn werk. Ook de mensen waarvan je je zou kunnen afvragen of ze niet teleurgesteld waren dat ze zo grof en weinig gedetailleerd in beeld zijn gebracht lijken keurig hun rekeningen te hebben betaald. Ook zijn er geen aanwijzingen dat iemand verontwaardigd was bij de onthulling. Zoals ik al eerder aangaf kan de compositie en uitvoering van het schilderij nauwelijks verbazing hebben geweekt bij de opdrachtgevers. Maar ook degenen die geen of weinig inspraak kunnen hebben gehad op hoe ze zijn afgebeeld lijken vooral trots te zien geweest te zijn afgebeeld door de toen al beroemde schilder. In testamenten wordt melding gemaakt van kleding die gedragen is op het schilderij van Rembrandt, en Banningh Cocq heeft een aquarel in zijn dagboek en een miniatuur laten maken, waardoor we weten dat er stukken van het schilderij zijn afgehaald en wat daar op heeft gestaan.

De reden dat Rembrandt pas in 1660 weer een opdracht van de gemeente Amsterdam kreeg heeft waarschijnlijk te maken met de onrust in het gemeentebestuur ende strijd tussen Oranje- en staatsgezinden in de periode na de Vrede van Münster. Bovendien werkte Rembrandt zelf liever voor de rijke handelaren waar hij minder problemen met betaling verwachtte en minder bemoeienis. Rembrandt heeft het grootste deel van zijn leven goed verdiend en ook nieuwe manieren bedacht om geld te verdienen aan zijn talent. Zo heeft hij het idee van de limited edition bedacht waarbij hij na een beperkt aantal afdrukken van een ets de platen vernietigde om een hogere prijs voor de prenten te kunnen vragen. Dat tegen het eind van zijn leven faillissement tegen hem werd aangevraagd had te maken met het feit dat de schilder niet al te verstandig omging met zijn geld. Een eerste vrouw – Saskia – die – volgens haar familie – nogal een gat in haar hand had, een tweede vrouw die hem aanklaagde en waar hij alimentatie voor moest betalen, maar vooral de vele uitgaven aan kunst en exotische voorwerpen waar Rembrandt een zwak voor had maakten dat hij nogal wat leningen uit had staan. In een tijd van economische bloei was dat geen uitzondering en het zou ook geen probleem zijn geweest, ware het niet dat door de eerste Engels-Nederlandse oorlog de burgemeester van Amsterdam in 1656 zijn uitgeleend geld terug wilde. Het betekende zeker niet het einde van de carrière van Rembrandt die bij zijn dood in 1669 een opdracht van Cosimo de Medici III binnen had.

 

De kloveniers en de gemeente Amsterdam waren ook zeker niet ontevreden met het doek en het kreeg de plaats die wat toegezegd en die het verdiende. Al snel gaven buitenlandse diplomaten in brieven aan hun thuisland hoog op over de kwaliteit en impact van het stuk. In 1715 verhuisde het naar de Kleine Krijgsraadkamer van het Paleis op de Dam, het imposante stadhuis van Amsterdam dat in 1655 was ingewijd. De Kleine Krijgsraadkamer was zeker geen achterkamertje in het gebouw, maar ‘de achterkamer’ waar de belangrijke gesprekken en onderhandelingen plaatsvonden die nog niet in het oog der belangstelling mochten staan. Het is zeer waarschijnlijk dat de impact die het schilderij had gehad in de Kloveniersdoelen en de steun die dit bood bij diplomatiek gevoelige bezoeken en gesprekken de voornaamste reden was dat het gemeentebestuur besloot het in het Paleis op die plek te plaatsen. Het afsnijden van delen van het schilderij om het passend te maken zal gen beslissing zijn geweest die licht genomen werd, gezien de roem die het werk op dat moment internationaal al had. Maar de politieke betekenis en het landsbelang woog zwaarder dan de integriteit van het kunstwerk. Toen de politieke situatie van Nederland veranderde en daarmee de rol van het Paleis en de Krijgsraadkamer, werd het schilderij een paar keer verplaatst en in 1885 kwam het als pronkstuk van de collectie te hangen in het pas gebouwde Rijksmuseum.

 

 

Al met al is de Nachtwacht een schilderij dat nauw verbonden is met een bijzondere periode in de geschiedenis van de Nederlanden. Of je het een mooi schilderij vindt of niet, de rol die het gespeeld heeft en de boodschap die het probeert over te brengen, maken het de moeite waard het echt verhaal te achterhalen en te vertellen.