De Christelijke Bijbel bestaat uit twee delen: het oude en het nieuwe Testament. Het oude testament is in grote lijnen gelijk aan de Joodse TaNaKh, dat wil zeggen, het is gebaseerd op de Septuagint: de vertaling van de TaNaKh die Alexander de Grote liet maken. De naam Septuagint verwijst volgens de legende naar 70 Joodse schriftgeleerden die aan de vertaling hebben gewerkt.
Het nieuwe Testament bevat beschrijvingen van het leven van Jezus, de handelingen van zijn apostelen, en een serie brieven aan de eerste christelijke gemeenschappen, voornamelijk toegeschreven aan Paulus.
Voor wat betreft de schrijvers en de onstaansgeschiedenis van het oude Testament volgt de christelijke leer het joodse dogma (zie de beschrijving van het joodse dogma onder de TaNaKh).
Het Nieuwe Testament begint met de vier evangeliën, beschrijvingen van het leven van Jezus. Deze evangeliën zijn gebaseerd op de herinneringen van de apostelen, waarvan het merendeel ook discipel – leerling/volgeling – van Jezus was. Omdat de discipelen laag opgeleide vissers waren die zelf niet konden schrijven, zijn de evangeliën geschreven door geleerdere leden van de vroege christelijke kerk. Omdat de vroege christelijke kerk zich al snel uitbreidde buiten Israël, vooral door het zendingswerk van Paulus, zijn sommige evangeliën geschreven in andere talen. Zo is het evangelie van Lucas geschreven in het Grieks.
De Handeling van de apostelen vormt een vervolg op de evangeliën en is geschreven door Lucas (van het evangelie van Lucas). Het beschrijft hoe de apostelen aanvankelijk verder gaan waar Jezus moest stoppen, met het brengen van de blijde boodschap in Judea. Maar de joodse gemeenschap keert zich tegen de christenen en, aangestuurd door de Farizeeën worden de apostelen vervolgd. Veel van hen overleven het niet. Maar dan gebeurt er een wonder… Één van de fanatiekste christen-jagers, genaamd Saulus van Tarsus, krijgt een openbaring en bekeert zich tot het christendom. Hij krijgt visioenen en dromen waarin Jezus hem uitlegt wat zijn bedoeling was en hem opdraagt de blijde boodschap te verkondigen buiten Judea. Saulus verandert zijn naam in Paulus en gaat enthousiast aan het werk.
Hij sticht christelijke gemeenschappen in Syrië, Turkije, Griekenland en Rome. Terwijl de kerk van Jeruzalem het steeds moeilijker krijgt, slaat de boodschap van Paulus in deze landen goed aan. Paulus is ook degene die ervoor zorgt dat de evangeliën geschreven worden. De enige overgebleven discipel van Jezus, Petrus, heeft aanvankelijk wat moeite met het succes van Paulus en vindt dat die te vrij omgaat met de woorden van Jezus.
Als Paulus naar Jeruzalem komt voor overleg wordt hij belaagd door Joden en hij weet maar net te ontsnappen, met hulp van de Romeinse commandant.
Omdat Paulus vreest voor zijn leven in Jeruzalem, staat hij erop dat hij naar Rome wordt overgebracht. Hierbij geeft hij aan dat hij daar, als Romeins staatsburger, recht op heeft. In Rome voegt Petrus zich bij hem. Daar houdt het verhaal op en volgen brieven die Paulus geschreven heeft aan de gemeenschappen die hij heeft gesticht. In die brieven legt hij uit wat de boodschap van Jezus is. Dan volgt nog een brief van Jakobus, een aantal brieven van Petrus, dan van de discipel/apostel Johannes en één van Judas en tenslotte de Openbaringen van Johannes. De brieven bevatten met name waarschuwingen aan de christelijke gemeenten om ‘recht in de leer’ te blijven en niet te luisteren naar verhalen die ingaan tegen de boodschap van de evangeliën en Paulus. De Openbaringen beschrijven visioenen die Johannes heeft gehad over het einde der tijden.
Hoewel de teksten van het Nieuwe Testament hiermee behandeld zijn, is het verhaal nog niet afgelopen. Volgens de (westers) christelijke leer verging het Paulus en Petrus in Rome aanvankelijk wel goed. Maar in ongeveer 64 AD keert keizer Nero zich tegen de christenen, die hij de schuld geeft van de grote brand in Rome. Nero laat christenen bij bosjes oppakken en afslachten in de arena’s. Het duurt niet lang of hij krijgt Paulus en Petrus te pakken en veroordeelt ze ter dood. Petrus wordt gekruisigd, maar omdat hij niet op dezelfde wijze wil sterven als Jezus hangen ze hem ondersteboven aan het kruis. Paulus krijgt, omdat hij Romeins staatsburger is, een genadiger einde: hij wordt onthoofd.
De christenen in Rome, en de rest van het Romeinse rijk, worden gedwongen als ondergrondse beweging (vaak letterlijk onder de grond) verder te gaan. Maar weer gebeurt een wonder… In 312 AD staat de keizer van het oostelijk deel van het Romeinse Rijk – Constantijn – tegenover Maxentius, die zichzelf tot keizer van het westelijk deel heeft uitgeroepen. Als Constantijn het strijdtoneel bekijkt voor de beslissende slag, ziet hij boven de zon een lichtgevend kruis met de woorden “door dit teken zul je overwinnen”. Constantijn laat een kruis zetten op de schilden van zijn soldaten. Hoewel Maxentius over veel meer manschappen beschikt, wint Constantijn. Daarop bekeert Constantijn zich tot het christendom en maakt er de officiële godsdienst van het Romeinse rijk van.
Omdat Constantijn er achter komt dat, door het ondergrondse bestaan, de verhalen over Jezus nogal uit elkaar zijn gaan lopen, roept hij in 325 het concilie van Nicea bijeen. Alle leiders van christelijke gemeenschappen komen bij elkaar en beslissen welke geschriften opgenomen worden in het Nieuwe Testament. Verder worden een aantal lastige begrippen als de drie-eenheid van god, Jezus en de heilige geest gedefinieerd. De bijbel zoals die onder het concilie wordt vastgesteld (Oude en Nieuwe Testament) wordt eeuwenlang in de oorspronkelijke Latijnse versie doorgegeven. In 1521 was Martin Luther de eerste die tegen de regels van de rooms-katholieke kerk in durfde te gaan en de bijbel vertaalde in het Duits, zodat iedereen de teksten kon lezen en begrijpen. Al snel volgden vertaling in andere landen. Omdat het taalgebruik, en met name het gebruik van bepaalde uitdrukkingen, door de eeuwen nogal is veranderd, zijn bepaalde passages voor de moderne gelovigen lastig te begrijpen. Daarom zijn nieuwe vertalingen gemaakt die proberen de boodschap van de oorspronkelijke teksten zo goed mogelijk weer te geven in moderne taal.
Het blijkt verrassend lastig om vast te stellen wie wanneer de teksten in het Nieuwe Testament heeft geschreven. Net als bij de TaNaKh bestaan vaak de originele manuscripten niet meer en moeten we wijs zien te worden uit kopieën, en vaak kopieën van kopieën. Maar het lastigste punt lijkt te zijn dat de meeste onderzoekers zelf een bepaalde stroming in het christendom aanhangen en duidelijk niet onafhankelijk naar de gegevens kijken. Zo is er in de westelijke wereld erg weinig aandacht voor de Peshitta, of Syrische bijbel. In het algemeen zijn de verschillen tussen verschillende (vroege) versies niet zo groot, maar hier en daar wel essentieel. Zo is de uitspraak van Jezus tegen zijn moeder op de bruiloft in Kana in de westerse bijbel: “vrouw wat heb ik met u van node?” “vrouw wat is er nog tussen u en mij?”, niet echt een vriendelijke reactie. De interpretatie is dan ook meestal dat Jezus zich afzette tegen zijn familie omdat hij een boodschap te brengen had aan de hele wereld, waarbij familiebanden hem alleen maar in de weg konden zitten. In de Peshitta is de vertaling van de uitspraak van Jezus: “vrouw wat hebben wij daarmee van doen?”, oftewel waarom moeten wij ons bemoeien met een probleem dat het bruidspaar zelf heeft veroorzaakt door te weinig wijn in te kopen. Het feit dat Jezus daarna het probleem toch oplost door water in wijn te veranderen duidt juist op een goede relatie tussen Jezus en zijn moeder waardoor hij zich op haar verzoek toch met de zaak bemoeit. Zo blijkt dat een relatief kleine ‘fout’ in de vertaling, of het te letterlijk nemen van uitdrukkingen een groot effect op de boodschap en interpretatie van een tekst kan hebben.
Bij het interpreteren en vertalen van Hebreeuwse en Aramese teksten speelt nog een andere moeilijkheid: deze talen gebruiken in het schrift alleen medeklinkers. De klinkers, en dus welk woord er precies bedoeld wordt, moeten afgeleid worden uit de context. Meestal is dat geen probleem, maar soms is verwarring mogelijk. En als je dan rekening houdt met een vertaling door iemand die de Hebreeuwse cultuur en uitdrukkingen niet kent, dan is het heel goed denkbaar dat de vertaling niet klopt met wat oorspronkelijk bedoeld werd.
Maar veel ernstiger dan deze fouten in de vertalingen en kopieën zijn natuurlijk de bewuste herschrijvingen en veranderingen aan de tekst. Bij de TaNaKh beschreef ik hoe op verschillende momenten het Joodse geloof is hervormd en dat de teksten zeer waarschijnlijk daarop zijn aangepast. Hoewel het in het geval van het Nieuwe Testament lastiger te onderbouwen is, zijn er ook in dit geval duidelijke aanwijzingen dat het verhaal op een aantal momenten is aangepast.
Maar laten we bij het begin beginnen: wie zijn de auteurs van de diverse delen van het Nieuwe Testament? De meeste wetenschappers zijn het er wel over eens dat de evangeliën niet zijn geschreven door mensen die Jezus hebben gekend, en ook niet door mensen die nog mensen hebben gesproken die Jezus kunnen hebben gekend. Dus het dogma dat de herinneringen van de discipelen direct zijn opgetekend is zeer waarschijnlijk niet correct.
Het vroegste van de evangeliën is dat van Markus. Wie Markus was en wanneer hij zijn evangelie heeft geschreven is (nog) niet duidelijk, maar er zijn sterke aanwijzingen dat hij dat pas na de eerste Joods-Romeinse oorlog (AD 66-70) heeft gedaan en voor een niet-Joodse gemeenschap in Syrië. Verder lijkt het er sterk op dat in de tweede eeuw het evangelie, dat eindigde met de ontdekking van het lege graf van Jezus, is aangevuld met een stuk over de wederopstanding. Opmerkelijk in het evangelie is dat de discipelen nogal negatief worden afgeschilderd. Ze begrijpen de verhalen van Jezus vaak niet of verkeerd, ze begrijpen niet dat Jezus zich niet verzet tegen zijn arrestatie en terechtstelling en ze begrijpen (natuurlijk) niets van zijn opstanding.
Na het evangelie van Markus volgen die van Mattheus en Lucas, beide geschreven rond 90 AD in het Grieks. Analyse van de teksten heeft de theorie opgeleverd dat Mattheus en Lucas beide gebruik hebben gemaakt van de tekst van Markus en van een mysterieus ander document dat de Q-bron wordt genoemd (naar Quelle, het Duitse woord voor bron, en ja, het zijn ook hier weer met name Duitse onderzoekers die de analyses hebben gedaan).
Mattheus was waarschijnlijk een tweede-generatie christen, van oorspronkelijk joodse afkomst. Hij weet in ieder geval genoeg over de joodse gebruiken, maar hij schrijft in het Grieks en zet zich sterk af tegen de joodse gemeenschap. Omdat de joden, en dan met name de Farizeeën en schriftgeleerden, verantwoordelijk zijn voor de kruisiging van Jezus, hebben ze hun status als uitverkoren volk dat recht heeft op het hemels koninkrijk verbeurd. Dat recht behoort nu toe aan de christenen.
Mattheus gaat uitgebreid in op het feit dat Jezus afstamt van David en de zoon van God is. Hier zit een hele grote fout in de logica. De afstamming van David loopt volgens Mattheus namelijk via de vader van Jezus: Jozef. Maar tegelijk geeft Mattheus heel duidelijk aan dat Jozef niet de vader van Jezus is, maar dat Jezus de – biologische – zoon van God is. Dat kan niet allebei waar zijn.
Lucas was naar alle waarschijnlijkheid een goed opgeleide christen van niet-joodse afkomst. Hij is een volger en bewonderaar van Paulus, maar verschilt wel met hem van mening. De schrijver van het Lucas-evangelie is ook de schrijver van de Handelingen, waarin de beschrijving van de handel en wandel van Paulus afwijkt van de details uit de brieven van Paulus zelf. Ook zijn er aanwijzingen dat de teksten van Lucas-Handelingen nog tot ver in de 2e eeuw zijn aangepast. Lucas geeft net als Mattheus een stamboom waaruit blijkt dat Jezus afstamt van David, via zijn vader Jozef. Niet alleen lopen we hier tegen hetzelfde probleem aan dat Jezus als zoon van God niet de zoon van Jozef kan zijn, maar de stamboom is ook nog eens anders dan die van Mattheus. Verder valt op dat Lucas eerdere evangelie-schrijvers bekritiseert en aangeeft dat ze de uitspraken van Jezus niet volledig hebben weergegeven, terwijl die nu juist de boodschap bevatten. En Lucas lijkt de structuur van zijn evangelie te hebben gebaseerd op de – romeinse – werken van Dionysius en Josephus. Die laatste zullen we nog tegenkomen. Nog een opvallend detail bij een vergelijking van de structuur van het evangelie van Lucas en de Handelingen van de Apostelen – geschreven door dezelfde persoon dus – is dat deze erg op elkaar lijken en starten in Jeruzalem en eindigen met respectievelijk een uitzending van de apostelen naar ‘alle landen’ en met Paulus die predikt in Rome. Een beweging vanuit Jeruzalem - het hart van de joodse wereld - naar de niet-joodse (Romeinse) wereld daarbuiten.
De laatste van de evangelie-schrijvers is Johannes, die naar alle waarschijnlijkheid ook de auteur is van de brieven en de Openbaringen die zijn naam dragen. Johannes schreef zijn teksten waarschijnlijk tussen 90 en 100 AD. Opmerkelijk aan Johannes is dat hij de christelijke kerk duidelijk scheidt van het joodse geloof. Johannes is van de evangelisten het meest anti-joods en laat Jezus zelfs zeggen dat de joden afstammen van Satan. In Johannes is Jezus ‘het Woord dat vlees geworden is’, ‘de goede herder’, ‘het licht van de wereld’ en overduidelijk niet een normaal mens maar de zoon van God. Verder wijkt dit evangelie nogal af van de andere drie. Zo beschrijft Johannes de geboorte van Jezus niet en geeft aan dat hij uit Nazareth komt, twee belangrijke toespraken van Jezus – de Bergrede en de uitspraken tegen de discipelen in de hof van Getsemane – ontbreken, Jezus wast bij het laatste avondmaal de voeten van zijn leerlingen, en Maria Magdalena is alleen als ze het lege graf van Jezus ontdekt. De reden voor de arrestatie is bij de andere drie schrijvers de uitbarsting van Jezus waarbij hij de handelaren verjaagt uit de tempel, maar bij Johannes is het de opwekking van Lazarus. En waar de andere drie de Farizeeën afschilderen als de grote tegenstanders van Jezus, geeft Johannes aan dat er zowel aanhangers als tegenstanders van Jezus onder de Farizeeën waren.
Hoewel de verschillen tussen de evangeliën niet erg groot zijn, moeten we wel tot de conclusie komen dat we er niet van uit kunnen gaan dat de beschrijvingen van het leven van Jezus historisch correct zijn. Waar sommige auteurs en wetenschappers hierin meteen opzet in zien, hoeft dat niet het geval te zijn. Hoewel het tijdverschil tussen de jaren waarin Jezus naar alle waarschijnlijkheid geleefd heeft en de jaren waarin de evangeliën geschreven zijn niet zo groot lijkt, kunnen we wel stellen dat de wereld er voor de evangelisten heel anders uit zag dan voor Jezus en zijn tijdgenoten. En om dat goed te begrijpen moeten we weer kijken naar de geschiedenis van het joodse volk. In het begin van mijn verhandeling over de christelijke bijbel schreef ik dat het oude testament ongeveer gelijk is aan de TaNaKh en heb ik daarom de aandacht gevestigd op het nieuwe testament. Maar daarmee is een belangrijke vraag over het hoofd gezien (die door heel veel christenen over het hoofd wordt gezien): waarom is de TaNaKh onderdeel van de christelijke bijbel? Christenen geloven in de leer van Jezus en als Jezus het over God heeft bedoelt hij de joodse Jahweh, en dus is het belangrijk de historie van Jahweh te kennen, zo zullen de meeste christenen redeneren. Maar in die redenering zit maar weinig logica, zeker als je je bedenkt dat de God waar Jezus het over heeft eigenlijk helemaal niet zoveel lijkt op de Jahweh uit de TaNaKh. Daar waar de God van het nieuwe testament er is voor alle mensen op de wereld, en het liefst iedereen zijn/haar zonden wil vergeven en een prachtig zorgeloos leven na de dood wil bieden, is Jahweh er alleen voor de Joden, en dan alleen als ze zich strikt aan de afspraken – het verbond – houden, en als ze dat niet doen worden niet alleen de overtreders, maar ook hun familie en zelfs hun hele volk gestraft, zonder de belofte van een zorgeloos leven na de dood. Daar waar Jezus zegt: “als iemand je op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe”, is Jahweh de god van “oog om oog, tand om tand”. De combinatie van oude en nieuwe testament werkt eigenlijk alleen maar verwarrend. De enige logische reden die ik kan bedenken om de TaNaKh integraal onderdeel van de bijbel te maken is dat die teksten voor de eerste christenen, de oorspronkelijke volgelingen van Jezus, van zo’n groot belang waren dat ze automatisch een essentieel onderdeel werden van het christelijk geloof. En dat kan dan weer niet anders dan leiden tot de conclusie dat de TaNaKh ook voor Jezus van groot belang was: Jezus was een jood, en waarschijnlijk streng gelovig omdat hij nauw verwant lijkt te zijn geweest aan de Essenen waarover ik in mijn stuk over de TaNaKh al schreef.
Het is lastig om er achter te komen wie de historische Jezus was, hoe hij dacht en leefde. Zoals hiervoor aangegeven kunnen we niet zomaar uitgaan van de verhalen in de evangeliën. En anders dan bij de verhalen in de TaNaKh, beschikken we niet over andere bronnen die ons vanuit een andere – en misschien objectievere – invalshoek over zijn leven vertellen. Merkwaardig genoeg hebben de romeinse geschiedschrijvers geen woord aan hem geweid[1], en ook in de omliggende landen wordt wel verwezen naar christenen, maar vinden we geen directe beschrijving van Jezus zelf. Sommige christenen halen Flavius Jospehus aan als de schrijver die het bestaan van Jezus bevestigd. In zijn boek De Joodse Oudheden is een passage gevonden die als volgt luidt:
In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de christenen niet verdwenen.
[1] Hierbij moet worden aangemerkt dat niet alle werken van de romeinse geschiedsschrijvers bewaard zijn gebleven. Van Tacitus, de schrijver die 56-118 AD leefde en schreef over de periode waarin Jezus geleefd heeft, zijn bijvoorbeeld grote delen van zijn Historieën en Annalen – waarin Jezus voor zou kunnen komen – verloren gegaan.
Dit lijkt toch overtuigend bewijs van het bestaan van Jezus en onderbouwing van de hoofdlijn van de verhalen in de evangeliën. Er zijn echter twee grote problemen met deze passage. Ten eerste kunnen we Josephus helaas niet echt een betrouwbare bron noemen. Hij was een voormalig joods legeraanvoerder die na zijn gevangenname door de Romeinen zijn hachje wist te redden door de romeinse legeraanvoerder Vespasianus te voorspellen dat hij keizer wou worden. Toen dat inderdaad gebeurde kwam hij in dienst bij Vespasianus, die hem de opdracht gaf hem achtergrondinformatie over het joodse volk te geven vanwege aanhoudende problemen in Judea, dat toen een provincie van het romeinse rijk was. De twee werken die hij hierover schreef: De Joodse oorlog (ca 75 AD) en De Joodse Oudheden (ca 94 AD) verschillen op sommige punten nogal van elkaar, zeker daar waar het Josephus’ eigen aandeel en de rol van de romeinen betreft. Josephus geeft trouwens ook onomwonden van zichzelf aan dat hij een opportunist is en niet altijd even betrouwbaar. Maar een veel ernstiger probleem met de genoemde passage is dat er overtuigend bewijs is dat er aan gesleuteld is door de christelijke kopiisten die zijn teksten hebben overgeschreven door de eeuwen heen. Daardoor bestaan nu verschillende versies van de passage en is er geen duidelijkheid over wat de oorspronkelijke tekst is geweest.
Interessant is dat Josephus nog een keer de naam van Jezus noemt in een passage:
Nadat Caesar op de hoogte was gebracht van de dood van Festus, zond hij Albinus als procurator naar Judea. Maar de koning zette Jozef uit zijn hogepriestersambt en schonk die waardigheid aan de zoon van Ananus, die eveneens Ananus heette. Het verhaal gaat dat deze oudste Ananus een zeer gelukkig man was, want hij had vijf zonen die allemaal het voorrecht hadden God als hogepriester te mogen dienen, nadat hij zelf eerder die waardigheid lange tijd had bekleed, een voorrecht dat geen van onze hogepriesters ooit ten deel was gevallen. Maar deze jonge Ananus die, zoals wij al hebben vermeld, tot hogepriester was benoemd, was iemand met een stoutmoedig en schaamteloos karakter; hij behoorde ook tot de sekte der Sadduceeën die, zoals wij al hebben gezien, meer dan alle andere joden, zeer streng zijn bij het veroordelen van misdadigers. Omdat Ananus dus een dergelijk karakter had, meende hij dat er zich een geschikte gelegenheid voordeed - want Festus was dood en Albinus nog onderweg - en riep hij de Hoge Raad van rechters bijeen en liet voor hen de broer van Jezus, die Christus werd genoemd, wiens naam Jakobus was, en een aantal anderen voorgeleiden. Nadat hij hen had aangeklaagd als overtreders van de wet, liet hij hen door steniging ter dood brengen. De burgers die het meest redelijk leken en het meest bezorgd waren over het overtreden van de wetten, waren echter ontevreden over wat er was gebeurd. Zij zonden dus een gezantschap naar de koning met het verzoek dat hij Ananus zou laten weten dat hij zich voortaan van dergelijke handelingen moest onthouden, omdat wat hij al had gedaan niet was te rechtvaardigen. Enigen van hen gingen zelfs Albinus tegemoet, die op terugreis was vanuit Alexandrië, en herinnerden hem eraan dat het onrechtmatig was dat Ananus de Hoge Raad bijeen had geroepen zonder zijn toestemming. Albinus gaf vervolgens gehoor aan wat zij hadden gezegd en schreef een woedende brief aan Ananus, waarin hij dreigde hem te zullen straffen voor wat hij had gedaan. Nadat hij dus maar drie maanden het hogepriestersambt had bekleed, ontzette koning Agrippa hem uit het ambt en benoemde Jezus, de zoon van Damneus, tot hogepriester
Hoewel ook deze passage niet boven verdenking staat, is er minder reden om te vermoeden dat er aan gesleuteld is.
Een aantal onderzoekers claimt dat het gebrek aan bewijs voor het bestaan van Jezus uit onafhankelijke bronnen er op wijst dat Jezus helemaal niet heeft bestaan. Maar volgens mij wijzen de teksten over christenen in de eerste eeuw, zeker in combinatie met bovenstaande passage uit Josephus, er op dat Jezus zeer waarschijnlijk wel echt heeft bestaan. Het is nogal ongeloofwaardig dat er niet een historische Jezus heeft bestaan waar de christenen hun geloof op baseerden en waar Jakobus de broer van zou zijn geweest. Maar een verhaal over wie de echte Jezus geweest zou kunnen zijn zal ook moeten verklaren waarom er niet meer over zijn leven te vinden is. Iemand die een zo belangrijke rol gespeeld heeft in de geschiedenis en die op zo’n spectaculaire wijze berecht en ter dood gebracht is, zou meer moeten hebben achtergelaten.
Maar laat ik beginnen met beschrijven in welke wereld Jezus geboren werd en opgroeide. Het beeld dat in films en verhalen wel wordt geschetst van een rustig glooiend landschap in Judea waarin Jezus met zijn liefdevolle boodschap de herders, boeren en vissers toespreekt klopt op zijn best maar voor een klein deel met de werkelijkheid. Judea was toen – niet zo heel anders dan nu – al een kruitvat waarin verschillende groepen lijnrecht en keihard tegenover elkaar stonden. De uitvoerige passage van Josephus die ik als laatste aanhaalde geeft al weer dat er nogal wat partijen waren die met elkaar samenwerkten en elkaar tegenwerkten in de politiek-religieuze arena in Judea. We zien de romeinse procurator Albinus, koning Agrippa, hogepriester Ananus, en burgers die het voor elkaar krijgen de hogepriester via de procurator en de koning uit zijn ambt te laten zetten. Nu spelen deze zaken rond het jaar 62 AD, geruime tijd na het leven en de vermoedelijke dood van Jezus, dus we moeten eerst nog een stukje verder terug.
Het verhaal van Jezus in de evangeliën begint al voor zijn geboorte, met de aankondiging daarvan door de engel Gabriël aan Maria. Omdat ik zelf niet in engelen geloof, ben ik van mening dat dit een latere toevoeging is om er een mooi mythologisch verhaal van te maken, maar laat iedereen vrij om daar anders over te denken. Waar ik me op wil richten is de familie van Maria, en wat voor iemand Maria geweest zou kunnen zijn. De aankondiging vindt plaats als Maria op bezoek is bij haar nicht Elisabet, die in verwachting is van Johannes de Doper. Elisabet is getrouwd met Zacharias, die dienst deed in de tempel, en zij is een afstammeling van Aaron (de broer van Mozes). Over Zacharias valt te lezen dat hij het reukoffer brengt in de tempel als een engel aan hem verkondigt dat hij de vader zal worden van Johannes de Doper. Over Johannes hebben we iets meer gegevens uit andere bronnen dan over Jezus en in combinatie met wat we over hem horen in de evangeliën zijn de meeste onderzoekers het er over eens dat Johannes op zijn minst hele nauwe banden had met de Essenen, en waarschijnlijk een Esseens leider was. Als we even terugkijken naar wat terloopse opmerkingen over zijn ouders, Elisabet die afstamt van Aaron en Zacharias die reukoffers brengt in de tempel[1], dan blijken dit zeker geen gewone doorsnee joodse burgers te zijn geweest. Om meer over deze mensen te weten te komen en daarmee over de familie van Maria en dus van Jezus, zal ik iets meer vertellen over de Essenen.
[1] Er is in de tijd van Jezus maar één Joodse tempel in de wereld en dat is de tempel op de tempelberg in Jeruzalem.
Over de Essenen schreef ik in mijn verhaal over de TaNaKh dat ze één van de drie religieuze groeperingen waren in Judea rond het jaar nul en het meest fanatiek joods. De groepering is waarschijnlijk ontstaan vanuit de priesterorde waaruit ook de Sadduceën lijken te zijn ontstaan, volgens de legenden afstammelingen van de hogepriester Sadok. Sadok was hogepriester onder koning David en een directe afstammeling van Aaron. Tot aan de Babylonische ballingschap waren de hogepriesters altijd nazaten van Sadok. Na de terugkeer uit ballingschap kwam Judea – zoals beschreven in het verhaal over de TaNaKh – achtereenvolgens onder het Perzische, Macedonische en Seleucidische rijk te vallen. Dat hield in dat de hogepriesters de hoogste positie hadden in de joodse samenleving. Na de Makkabeïsche opstand[1] benoemt Jonathan Makkabeus zichzelf tot hogepriester om de macht over het joodse volk naar zich toe te trekken. Dat lijkt te hebben geleid tot een splitsing binnen de priesterorde.
[1] Als één van de voornaamste aanleidingen voor de opstand onder Judas Makkabeus en Mattathias Hasmoneus wordt genoemd een verzet tegen de Hellenisering van Judea. Een doorn in het oog van de streng gelovige joden was dat joodse jonge mannen in griekse gymnasia ontkleed sporten en daarbij te zien was dat ze waren besneden. Uit schaamte daarvoor lieten sommigen een soort reconstructie van de voorhuid uitvoeren, wat zo zeer tegen de joodse religieuze wetten inging dat in het hele land felle protesten en opstanden uitbraken.
De Sadduceën zijn ontstaan uit degenen die hun positie, geld, macht boven hun principes stelden en de Essenen uit degenen die de tegenovergestelde keuze maakten. We weten niet veel over de Essenen en er wordt binnen de wetenschappelijke wereld nog behoorlijk gediscussieerd over wie ze waren, wat ze geloofden en welke rol ze speelden in het leven in Judea. Hoewel er geen eensgezindheid is zijn de meeste wetenschappers het er wel over eens dat de Dode Zee rollen, gevonden in Qumran, grotendeels het werk zijn van de Essenen. En hoewel nog lang niet alle rollen uit de vele brokjes en snippers zijn gereconstrueerd, vertaald en geïnterpreteerd, wordt wel duidelijk dat de Essenen een wat geheimzinnige, fanatiek religieuze groepering was. Het taalgebruik in de rollen die al wel gereconstrueerd en vertaald zijn lijkt wel op een soort geheime code waarin personen aangeduid worden als ‘leraar der rechtvaardigheid’ (of ‘leraar der gerechtigheid’) en zijn tegenstanders de ‘boze hogepriester’ en de ‘fontein van leugens’. De Essenen hechten grote waarde aan begrippen als rechtvaardigheid, barmhartigheid en reinheid. De meeste onderzoekers zijn van mening dat de Essenen leefden in gesloten gemeenschappen, afgezonderd van de zondige wereld om hen heen, waarin bezit werd gedeeld en veel waarde werd gehecht aan het delen van maaltijden. Deze gemeenschappen lijken nog het best te vergelijken met de latere christelijke kloostergemeenschappen en huidige communes. Dit klopt echter niet met de beschrijvingen van Josephus, die aangeeft dat er vele duizenden in Judea woonden, ook in de grote steden. Dat leidt sommige wetenschappers tot de conclusie dat de Esseense gemeenschap bestond uit twee delen: een deel dat een afgezonderd leven leidde strikt volgens de regels, en een deel dat een ‘ondergronds’ leven leidde in de grote steden, waarschijnlijk als respectabele burgers en – gebruik makend van hun oude positie als afstammelingen van Sadok – in hoge posities.
En hiermee komen we bij een mogelijke, en zeker niet onwaarschijnlijke, link met de familie van Jezus. Zacharias is zonder twijfel een hooggeplaatst priester in de Tempel in Jeruzalem, want anders mag hij niet het reukoffer, vlak voor het heilige-der-heiligen, aansteken. En Elisabet die afstamt van Aaron, net als Sadok, is ook geen doorsnee burger. Met de duidelijke verbanden die er liggen tussen hun zoon Johannes de Doper en de Essenen, kan het haast niet anders dan dat Zacharias en Elisabet tot de groep ‘ondergrondse’ Essenen hebben behoord. En dat maakt het weer zeer waarschijnlijk dat ook Maria daartoe behoort heeft, zeker omdat zij net als Elisabet van Aaron af moet stammen. En dat geeft weer een – nauwe – band tussen Jezus en de Essenen, in ieder geval aan het begin van zijn leven. Maar ook aan het eind daarvan vinden we een link.
De eerder genoemde broer van Jezus, Jakobus, wordt door Jezus voor zijn terechtstelling aangewezen als zijn opvolger en wordt daarom door de vroege kerkvaders wel aangeduid als de eerste bisschop van Jeruzalem. En van Jakobus horen we uit de werken van Josephus, en uit de geschriften van de vroege kerkvaders (die vaak weer andere, verloren gegane, werken citeren), dat hij een soort ‘tegen-hogepriester’ was met duidelijke connecties met de Essenen.
Dus is het van belang nog iets meer te weten te komen over de Essenen en hun denkbeelden. Zoals eerder aangegeven is er nog behoorlijk wat discussie onder degenen die daar een studie van hebben gemaakt en maakt de beeldspraak en ‘codering’ in de Dode Zee rollen, waar veel van de informatie uit komt, het niet makkelijker. Wat ik hier schrijf is dus voor een deel theorie en het kan zijn dat ik er naast zit. Maar ik zal proberen zoveel mogelijk links te leggen met wat wel bekend is. Hoewel de Essenen aanvankelijk een tamelijk vredelievende gemeenschap lijken te vormen, komt er met de heerschappij van Herodes een nieuwe groep op die mogelijk een afsplitsing is van de Essenen: de Zeloten. In zijn latere boek De Joodse Oudheden beschrijft Josephus de Zeloten als een vierde religieuze groep in Judea, opgericht door Judas de Gallileër in het jaar 6 AD, het jaar waarin de census – ofwel volkstelling – onder Quirinius plaatsvond, waaraan Lucas in zijn evangelie de geboorte van Jezus koppelt. Deze volkstelling was onderdeel van een belastinghervorming waarmee Judea veel duidelijker onder het romeinse rijk kwam te vallen en meer aan de romeinen moesten gaan betalen. De Zeloten verzetten zich heftig tegen de romeinse invloed en de romeinse belastingen in Judea en vormen met hun verzet volgens Josephus de aanleiding tot de eerste joods-romeinse oorlog (66-70 AD). Over de dood van Judas de Gallileër weten we niets, maar het is duidelijk dat passages hierover in het werk van Josephus zijn verwijderd, mogelijk door christelijke kopiisten. Wel weten we dat de twee zoons van Judas rond het jaar 46 zijn gekruisigd, een straf die door de romeinen in die tijd in Judea lijkt te zijn voorbehouden aan opstandelingenleiders.
Naast de Zeloten is er nog een belangrijke groep die een rol speelt in het joodse verzet tegen de romeinen: de Sicarii ofwel ‘dolkmannen’. Dit was een groep van extremistische Zeloten , die aanslagen pleegden op joodse burgers die zij zagen als verraders en collaborateurs. Ze gebruikten daarvoor dolken die ze onder hun kleding verborgen en staken hun doelwit te midden van een menigte neer. Vooral belastinginners (tollenaars), vaak joden die voor de romeinen werkten, zullen doelwit zijn geweest. Vermoedelijk is de achternaam Iscariot van Judas die Jezus volgens het evangelie verraadt, een verbastering van Sicarii, en het zou zelfs kunnen zijn dat het verraad en de betaling van dertig zilverlingen die Judas ontvangt, een verwijzing is naar het feit dat Sicarii zich soms lieten omkopen om hun doelwit te sparen[1]. In ieder geval maakt de aanwezigheid van Simon de Zeloot als discipel van Jezus duidelijk dat hij contacten had met de minder vredelievende en duidelijk anti-romeins gezinde geledingen van de Essenen. Maar was Jezus dan zelf ook anti-romeins en zelfs een rebellenleider? En is dat de reden dat hij veroordeeld werd tot kruisiging, een straf voorbehouden aan rebellenleiders? Dat lijkt een logische conclusie, zelfs al is die tegenstrijdig aan het beeld dat in de evangeliën wordt geschetst. Tenslotte zijn die geschreven door mensen die Jezus niet hebben gekend en waarschijnlijk ook niet in direct contact stonden met – nakomelingen van – zijn aanhangers in Judea. Eén argument daartegen is dat als Jezus ‘maar’ een rebellenleider geweest was, we in de geschriften van romeinse auteurs en andere tijdgenoten waarschijnlijk wel iets over hem hadden gevonden. Dat is geen heel sterk argument aangezien duidelijk vast staat dat de teksten van Josephus, de belangrijkste bron die iets over Jezus had moeten zeggen, later gewijzigd zijn en dat er delen uit verwijderd zijn. Het belangrijkste argument tegen een militante Jezus wordt geleverd door zijn broer Jakobus. Over deze Jakobus wordt geschreven door vroeger kerkvaders als Papias (waarvan de originele teksten grotendeels verloren zijn gegaan, maar die gelukkig uitgebreid geciteerd wordt in het werk van Hieronimus), Clemens van Rome en Clemens van Alexandrië. Uit hun geschriften wordt niet alleen duidelijk dat deze Jakobus de (jongere) broer van Jezus was, door hem benoemd tot zijn opvolger als leider over zijn volgelingen en dus gezien als eerste bisschop van Jeruzalem, maar ook dat hij de bijnaam ‘de Rechtvaardige’ verdiende door zijn onberispelijke levensstijl. Het kan haast niet anders dan dat de visie en uitgangspunten van Jezus en Jakobus heel dicht bij elkaar hebben gelegen. En gelukkig weten we over Jakobus wel het één en ander wat ons dus ook meer vertelt over Jezus. Zo weten we dat Jakobus geloofde dat het niet voldoende was om alleen te zeggen dat je in Jahweh gelooft, maar dat je dat ook met al je daden moet laten zien. Zo hield bijvoorbeeld het gebod om niet te doden voor hem in dat je ook geen dieren mocht eten, hij was dus vegetariër. Hegesippus – een kerkvader die leefde van 110-180 AD – schrijft over Jakobus:
Jakobus, de broer van de Heer, volgt hem op als leider van de kerk, in samenwerking met de apostelen. Hij werd algemeen de Rechtvaardige genoemd, vanaf de dagen van de Heer tot aan de dag van vandaag. Want velen droegen de naam Jakobus, maar deze was heilig vanaf zijn geboorte. Hij dronk geen wijn of andere benevelende drank, noch at hij vlees, geen schaar of mes kwam op zijn hoofd, hij zalfde zichzelf niet noch gebruikte hij het bad. Hem alleen was het toegestaan om het heilige binnen te gaan, want hij droeg geen wollen kleding, maar enkel fijn linnen. Alleen hij, zo zeg ik, was het gewoon de tempel binnen te gaan, waar men hem kon vinden op zijn knieën, om vergiffenis smekend voor het volk – zodat de huid op zijn knieën hard en hoornig werd als van een kameel, vanwege het vele buigen van de knie ter ere van God, en vergiffenis smekend voor het volk. (vertaald vanuit het engels van wikipedia.org)
Niet alleen zijn de gelijkenissen met omschrijvingen van Jezus opvallend, maar het is ook duidelijk dat Jakobus als joodse hogepriester op Yom Kippur (de grote verzoendag) in de tempel vergiffenis vroeg aan Jahweh uit naam van het joodse volk. Hij is daarmee één van de laatste hogepriesters die dat in de tempel in Jeruzalem heeft gedaan voordat deze in 70 AD door de Romeinen werd verwoest. Na de verwoesting van de tempel kon Yom Kippur namelijk niet meer volgens de wetten van Mozes worden uitgevoerd.
[1] Of Judas een Sicari is geweest of niet is moeilijk vast te stellen. Er zijn een aantal andere mogelijkheden voor het ontstaan van de naam Iscariot. Belangrijkste probleem met de link met de Sicarii is dat deze groep pas in beeld komt rond 55 AD, geruime tijd na de dood van Jezus en Judas. Het is natuurlijk mogelijk dat de groep, of een voorloper daarvan, al veel eerder in het geheim opereerde.
Maar als Jezus vredelievend was net als zijn broer, waarom wordt hij dan door de romeinen ter dood veroordeeld en wel op een manier die lijkt aan te geven dat ze hem als opstandelingenleider zagen? De enige bron die we hebben om daar meer inzicht in te krijgen is het nieuwe Testament. Om meer te weten te komen over het leven van Jezus moeten we beginnen met zijn dood, of beter gezegd met de rechtszaak tegen hem en zijn uiteindelijke veroordeling. Hoewel we de verhalen daarover in de evangeliën niet zomaar als waarheid mogen aannemen, is het onwaarschijnlijk dat de evangelisten over de gang van zaken rond Jezus’ rechtszaak veel uit hun duim hebben gezogen.
Jezus wordt, na door Judas met een kus te zijn verraden, gearresteerd door een groep gewapende mannen[1]. Petrus slaat één van deze mannen, in dienst van de hogepriester, een oor af met zijn zwaard. Maar Jezus plakt dat oor er weer aan en geeft zich over op voorwaarde dat zijn discipelen met rust gelaten worden. Jezus wordt daarop naar het huis van de hogepriester Kajafas gebracht[2]. Daar wordt hij voor een sanhedrin geleid, een soort religieuze rechtbank, op beschuldiging van godslastering. Kajafas probeert Jezus te laten toegeven dat hij zichzelf de zoon van God heeft genoemd, maar Jezus geeft geen antwoord op zijn vragen. De ondervraging gaat de hele nacht door, waarbij Jezus geblinddoekt en geslagen wordt. De volgende ochtend wordt de sanhedrin opnieuw bijeen geroepen en vraagt Kajafas uiteindelijk aan Jezus of hij de Christus is, de zoon van God. De evangelieschrijvers geven ongeveer dezelfde vraag van Kajafas, maar verschillende antwoorden. In Markus geeft Jezus duidelijk bevestigend antwoord, maar in Mattheus en Lucas zegt hij iets in de trant van ‘dat zijn uw woorden’.
[1] In het evangelie van Johannes verloopt de arrestatie iets anders. Daar is geen sprake van verraad door Judas, maar vraagt Jezus waarvoor de mannen, onder wie ook romeinse soldaten, komen. Als die aangeven dat ze zoeken naar Jezus van Nazareth, zegt Jezus: ‘die ben ik’ waarop de mannen achterover vallen.
[2] Ook hier wijkt Johannes af. In zijn evangelie wordt Jezus eerst nog naar Annas gebracht, de schoonvader van Kajafas en voormalig hogepriester. Daarna wordt hij naar het huis van Kajafas gebracht.
De hogepriester vat dit duidelijk op als een bekentenis en veroordeelt Jezus ter dood. Maar om het vonnis uit te laten voeren wordt Jezus naar de romeinse prefect Pontius Pilatus gebracht. Nu is echter de aanklacht ineens hoogverraad, Jezus zou zichzelf tot koning der joden hebben uitgeroepen. Pilatus concludeert dat Jezus onschuldig is en wil hem vrijlaten, maar hij is bang dat de hogepriester en zijn volgelingen dan het volk zullen ophitsen om in opstand te komen tegen de romeinen. Als een soort poging het probleem af te schuiven stuurt Pilatus Jezus naar koning Herodes. Deze stuurt Jezus echter weer terug met de boodschap dat hij ook geen schuld kan ontdekken. Daarop doet Pilatus een laatste poging om het leven van Jezus te redden, door het volk de keuze te geven tussen Jezus en een opstandelingenleider genaamd Barabbas. Helaas voor Pilatus is het volk opgehitst door de hogepriester en zijn mannen en ze scanderen dat Barabbas vrijgelaten moet worden en niet Jezus. Als Pilatus vraagt wat hij dan met Jezus moet doen roepen de joden ‘kruisig hem!’. Pilatus wast zijn handen in onschuld en laat Jezus kruisigen.
In dit verhaal zitten een aantal zaken die historisch gezien op z’n zachtst gezegd nogal merkwaardig zijn. Maar eerst is het belangrijk om een verschil aan te geven tussen Kajafas en Jakobus, die beide de titel van hogepriester hebben gedragen. Kajafas was waarschijnlijk een Sadduceër die door de romeinse bevelhebber over Judea – de legaat of gouverneur van Syrië – was benoemd. Jakobus was zelf een Esseen of nauw verbonden aan de Essenen en niet benoemd door de romeinen, maar gesteund door het volk: een ‘tegen-hogepriester’.
Wat precies een sanhedrin inhield in de tijd van Kajafas en wat de bevoegdheid van zo’n raad was, is niet helemaal duidelijk. Josephus beschrijft een aantal gevallen waarin een synedrion in Judea bijeen geroepen wordt. Dit gebeurt altijd in opdracht van het staatshoofd en eigenlijk alleen maar om een besluit dat dat staatshoofd al heeft genomen te bekrachtigen en als het ware een uitstraling van rechtvaardigheid te geven. Nu was er in de tijd van Kajafas misschien niet helemaal duidelijk wie als staatshoofd gezien mocht worden, en naast de voorbeelden van Josephus waren er misschien nog wel meer gelegenheden waarbij een sanhedrin bijeen geroepen werd. Wat wel vreemd is, is dat Kajafas niet alleen het sanhedrin bijeen geroepen heeft, maar ook voorzitter was. En dat is ongewoon. Het ging hier om een beschuldiging van religieuze aard, waarbij een Farizeeër voorzitter zou hebben moeten zijn. De hogepriester zat voor bij ‘regeringskwesties’ waar Josephus voorbeelden van geeft. Maar dit kan een uitzonderlijk geval zijn geweest.
Vreemder wordt het als Kajafas Jezus vraagt of hij zichzelf de zoon van God heeft genoemd. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat Jezus zichzelf ooit zo zou hebben beschreven. Uit de geschriften van vroege kerkvaders weten we inmiddels dat in de eerste jaren na de dood van Jezus zijn volgelingen niet geloofden dat hij goddelijk was. Maar zelfs als Kajafas dat toch ergens zou hebben gehoord is het heel merkwaardig dat hij geen getuigen oproept, maar alleen maar Jezus blijft vragen, die blijft zwijgen. De ‘bekentenis’ die uiteindelijk volgt zou in een rechtbank van tegenwoordig natuurlijk niet overeind blijven, maar kan voor de sanhedrin destijds genoeg zijn geweest. Het scheuren van de kleren daarna door Kajafas wordt onder christenen algemeen gezien als een teken van rouw, een dramatisch gebaar van Kajafas om aan te geven hoe diep de godslastering van Jezus hem krenkt. Maar het is een heel vreemd gebaar als je je bedenkt dat de wet van Mozes dit specifiek verbiedt aan een hogepriester (Leviticus 21:10 “En hij, die de hogepriester onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld heeft, om die klederen aan te trekken, zal zijn hoofd niet ontbloten, noch zijn klederen scheuren.”).
Vervolgens gebeurt er weer iets vreemds: Jezus wordt naar Pilatus gebracht. De veroordeling voor godslastering is rond en de straf die daarop staat is steniging. Maar blijkbaar is er een reden waarom Kajafas Jezus niet wil laten stenigen. Is hij bang voor represailles? Van wie dan? Van de vredelievende volgelingen van Jezus? Wil hij de verantwoordelijkheid voor de dood van Jezus niet op zich nemen? Wil hij geen problemen met de romeinen, die hem tenslotte tot hogepriester hebben benoemd? Hoe dan ook, de beschuldiging wordt ook ineens veranderd: nu wordt beweerd dat Jezus zichzelf koning van de Joden heeft genoemd. Uiteindelijk is dat ook de officiële reden voor de ter dood veroordeling van Jezus. Pilatus laat, naar romeins gebruik, een bordje op of bij het kruis plaatsen waarop staat Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum: Jezus de Nazareër, Koning der Joden. Er ontstaat volgens evangelist Johannes zelfs nog even onenigheid tussen een aantal joden en Pilatus. De joden maken er bezwaar tegen dat de tekst erop lijkt te wijzen dat Jezus echt koning van de joden was, terwijl hij was veroordeeld vanwege een onterechte claim op de troon. Pilatus wuift ze weg met ‘Ik heb geschreven wat ik heb geschreven’. In eerste instantie ziet Pilatus blijkbaar geen reden om Jezus hiervoor te veroordelen. Interessant is dat hij Jezus daarop naar Herodes stuurt. Nu is dit niet de Herodes uit het verhaal van de geboorte van Jezus, maar Herodes Antipas, één van zijn zonen. Volgens de evangelisten doet Pilatus dit omdat hij er achter komt dat Jezus uit Galilea komt, waarvan Herodes Antipas het officiële staatshoofd was. Of Jezus echt uit Galilea kwam waag ik later nog te betwijfelen. In ieder geval is duidelijk dat Pilatus geen enkele verplichting had om deze zaak aan Herodes Antipas over te laten.
Merkwaardig is wel dat ook Herodes Antipas blijkbaar zijn vingers niet wil branden aan deze zaak en Jezus terug stuurt naar Pilatus, die vervolgens allerhande moeite lijkt te willen doen om Jezus vrij te laten gaan. Het is uiteindelijk de angst voor een opstand onder het volk dat luidkeels roept ‘kruisig hem’ die Pilatus doet zwichten. En dat beeld van Pilatus lijkt niet helemaal te stroken met de werkelijkheid. Pilatus was inderdaad prefect van Judea van 26-36 AD. Zijn voornaamste verantwoordelijkheid was het innen van de belastingen voor Rome. En in die rol zal hij niet blij geweest zijn met Jezus, die tot twee keer toe een belastinginner (tollenaar) overtuigt met zijn werk te stoppen. Als we Jezus verbinden aan de Essenen, en er van uit gaan dat Pilatus van die band op de hoogte was, zal hij al helemaal geen positieve gevoelens voor Jezus hebben gekoesterd. En dan is er ook het nog het incident waarbij Jezus de handelaren uit de tempel verjaagt (Johannes 2:13-16) en niet bepaald zachtzinnig te werk lijkt te gaan. Pilatus lijkt voldoende redenen te hebben om niet blij te zijn met Jezus, maar ook voldoende reden om hem te arresteren, vast te zetten en zelfs te veroordelen. Waarom doet hij dat niet? Zowel Josephus als Philo schrijven over Pilatus en geven aan dat Pilatus al bij zijn aankomst duidelijk laat merken geen rekening te willen houden met de gevoeligheden van de joden. Daar waar zijn voorgangers zich nog low-profile opstelden, laat Pilatus zijn vaandels en standaards in Jeruzalem op de officiële gebouwen plaatsen. Als vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap hem verzoeken die te verwijderen laat hij de demonstranten omsingelen door zijn soldaten en dreigt ze om te brengen als ze hun mond niet houden. Pas als Pilatus merkt dat de joden bereid zijn te sterven voor wat zij zien als een inbreuk op de wet van Mozes, bindt hij in. Later gebruikt Pilatus geld dat bestemd was voor de tempel om een aquaduct te laten bouwen. Als er weer protesten uitbreken laat hij zijn soldaten zich vermomd tussen de demonstranten begeven en in het wilde weg mensen neersteken, totdat de protesten verstommen. Dit komt het op behoorlijke kritiek vanuit Rome te staan. Maar Pilatus lijkt niet in te binden. In 36 AD maakt hij het blijkbaar zo bont dat hij uit Judea teruggeroepen wordt omdat hij in de gespannen verhoudingen tussen joden en romeinen alleen maar olie op het vuur lijkt te gooien. Philo beschrijft hem als wraakzuchtig en met een opvliegend karakter, van nature onbuigzaam, een mengsel van egocentrisch en vasthoudend. Zijn manier van besturen noemt Philo corrupt, en vol met voorbeelden van ongehoorzaamheid, beledigingen, wreedheden en moorden die ongestraft bleven. Philo somt hem op als oneindig, gevoelloos onmenselijk. Nu kan het zijn dat dit enigszins overdreven is, maar een lieverdje was Pilatus zeker niet. Het komt op mij dan ook niet logisch over dat zo’n man als de hogepriester aankomt met een man waar hij al geen grote liefde voor koestert, en vraagt of die ter dood veroordeeld kan worden, ineens gaat twijfelen en zich zorgen maakt over of deze man wel echt schuldig is. En dat hij zich zou laten leiden door wat het joodse volk wil, of bang zou zijn dat er een opstand zou kunnen ontstaan, klinkt verre van geloofwaardig. Maar aannemen dat de evangelisten zulke cruciale gebeurtenissen volledig uit hun duim hebben gezogen, dat is ook niet logisch. Wat kan de reden zijn dat Pilatus zo voorzichtig is? Misschien zou het nog kunnen zijn dat Pilatus toevallig net een boodschap heeft gekregen uit Rome waarin staat dat hij zich wat netter moet gaan gedragen, of anders… Dat zou kunnen verklaren waarom hij in eerste instantie de zaak van Jezus buiten zijn deur wil houden. Maar waarom geeft hij Jezus dan niet terug aan Kajafas, die hem kan laten stenigen voor godslastering. En waarom stuurt hij Jezus naar Herodes Antipas? En waarom wil die zijn handen er ook niet aan branden? Wat is het toch met Jezus dat Kajafas en Pilatus hem uit de weg willen hebben, maar tegelijk bang zijn om de daad bij het woord te voegen?
Goedgelovige christenen zullen het er graag op gooien dat het "het heilige" in Jezus is geweest dat beide mannen angst heeft aangejaagd. Helaas geloof ik daar niet zo in. Noch Kajafas, noch Pilatus komen over als erg goedgelovig. Hun voornaamste motivatie lijkt politiek te zijn en dan met name hun eigen politieke belang. Omdat de politiek-religieuze situatie in Judea in die tijd erg onoverzichtelijk was, kan ik er niet goed achter komen wat er voor Kajafas heeft meegespeeld. Maar Pilatus was een prefect in dienst van het romeinse rijk en daarvan is wel het één en ander bekend. Hoe onmenselijk en wellicht onvoorspelbaar Pilatus ook geweest is, hij zal zich hebben moeten houden aan de romeinse wetgeving. Een romeins functionaris, zeker op zo’n belangrijke post, die zich niet aan de regels hield riskeerde zijn leven. De eerste keizer van Rome – Augustus – had het romeinse rijk behoorlijk hervormd en gezorgd voor een stabiele basis van wetgeving. En om te zorgen dat iedereen zich daaraan hield waren de straffen behoorlijk streng en zeker voor degenen die in dienst van het rijk waren.
In de tijd van Pilatus was Tiberius zijn stief- en schoonvader opgevolgd, een man met een gesloten en depressief karakter die het regeren over het enorme rijk als een zware beproeving zag. Zijn wensen en bevelen waren vaak onduidelijk en hij was maar zelden in Rome, waardoor de commandant van de keizerlijke lijfwacht – de beroemde Praetoriaanse Garde – feitelijk de macht in handen had. Dit was een tijd waarin lokale regenten als Pilatus aardig wat vrijheid hadden zolang ze er maar voor zorgden dat de belastingen naar Rome bleven stromen en er geen gegronde klachten in Rome gehoord werden.
En dan is er nog iets vreemds aan het verslag van de arrestatie, rechtszaak en veroordeling van Jezus. Die lijkt totaal onvoorbereid… Kajafas heeft blijkbaar het verraad van Judas nodig om Jezus in handen te krijgen. (Interessant is dat Judas met zijn kus moet aanwijzen wie Jezus is… een man die in een wit gewaad rondloopt en wonderen heeft verricht, op een ezel de stad in is komen rijden en toch aardig wat aandacht moet hebben getrokken). Maar zoals ik al eerder heb opgemerkt heeft Kajafas blijkbaar verder niets voorbereid, weliswaar kan hij op stel en sprong een sanhedrin bij elkaar roepen, maar hij heeft geen getuigen. En ook Pilatus lijkt volkomen verrast en doet alsof hij nog nooit van Jezus heeft gehoord. En hoe zit het eigenlijk met Herodes Antipas? Volgens Lucas is Herodes blij om eindelijk Jezus eens in levende lijve te zien, en hoopt dat Jezus een wonder zal verrichten. Herodes ondervraagt Jezus, maar Jezus geeft (weer) geen antwoord. Daarop bespotten Herodes en zijn soldaten Jezus en trekken hem een ‘blinkend kleed’ aan en sturen hem terug. En bij Pilatus krijgt Jezus een purperen kleed aan en een doornenkroon op zijn hoofd.
Dit alles leidt mij tot de conclusie dat in ieder geval Pilatus uiteindelijk tot de conclusie moet zijn gekomen dat er op zijn minst een kern van waarheid zat in de claim van Jezus op de troon van Judea. En die kern moet groot genoeg geweest zijn om te zorgen dat Pilatus hem niet ter dood durfde veroordelen zonder risico op klachten in Rome. Maar tegelijk moet de zaak ingewikkeld genoeg hebben gelegen om ook Herodes Antipas erbij te betrekken en uitvoerig en langdurig over de zaak na te denken. En tijdens het bezoek aan Herodes slaat de houding richting Jezus om. Nu ineens wordt hij bespot en krijgt hij kleding aan die bedoeld lijkt om zijn claim op het koningschap belachelijk te maken. Maar hoe kan Jezus een claim hebben gehad op de troon van Judea? Hiervoor heb ik aangegeven dat het waarschijnlijk is dat Maria uit een hoogstaande joodse familie kwam die hun stamboom konden terugvoeren op de broer van Mozes. En aangezien Mozes als de wetgever één van de belangrijkste figuren uit de joodse geschiedenis is, kan die natuurlijk zijn stamboom terug rekenen naar stamvader Abraham. Oftewel, we hebben het hier over de beste afkomst die je als jood maar kan hebben, maar dan wel van moeders kant. De cruciale vraag is hoe het zit met de vaderlijke kant… Wie was de vader van Jezus?
Ik ben het eens met de evangelisten en het christelijke dogma dat Jezus niet de biologische zoon van Jozef was. Maar in een onbevlekte ontvangenis en Jezus als biologische zoon van god geloof ik niet. Er gaan een aantal verhalen rond over wie de vader van Jezus geweest zou kunnen zijn. Zo zou Jezus gewoon wel de zoon van Jozef kunnen zijn geweest en is het verhaal van de onbevlekte ontvangenis bedacht toen Jezus ‘gepromoveerd’ werd tot een goddelijke status. Of Jezus zou de bastaardzoon zijn van een romeins legionair, en om de schande daarvan te verhullen is door Maria, of in ieder geval door de directe omgeving van Jezus, nooit verteld hoe het echt zat. Omdat wel verhalen rondgingen dat Jozef niet de echte vader van Jezus kon zijn is later het verhaal van de onbevlekte ontvangenis bedacht. Het is onwaarschijnlijk dat we ooit achter de waarheid zullen komen, maar deze beide opties hebben één ding gemeen: geen van beide geven ze Jezus een claim op de joodse troon. Er is echter een optie die dat wel doet, en wel als Jezus de zoon zou zijn van iemand uit de familie van Herodes… En dat zou ook verklaren waarom Herodes Antipas een cruciale rol speelt in het proces tegen Jezus en waarom tijdens het bezoek aan Herodes de houding naar Jezus toe lijkt om te slaan. Maar hoe kan Jezus een zoon zijn van iemand uit de familie van Herodes? En van wie dan?
Daarvoor moeten we terug in de tijd naar Jezus’ geboorte. Nu zijn de meeste onderzoekers het er wel over eens dat Jezus waarschijnlijk niet in het jaar 0 is geboren. Er zijn er nog een aantal die Jezus geboorte graag zien in het jaar 6, toen de census van Quirinius gehouden werd die door Lucas aan de geboorte van Jezus gekoppeld wordt. De meeste wetenschappers zijn het er echter over eens dat dit een verzinsel van Lucas is om een reden te hebben om Maria en Jozef voor de geboorte van Jezus van Nazareth naar Bethlehem te laten reizen, waar Jezus geboren moet zijn om aan de profetie van Micha (Micha 5) te voldoen. Omdat met de Herodes in het verhaal rond de geboorte van Jezus waarschijnlijk Herodes de Grote wordt bedoeld, die in 4 BC is overleden, houden de meesten het er op dat Jezus voor 4 BC is geboren.
Ook de verhalen over de geboorte van Jezus verschillen nogal tussen de evangelisten, waarbij Markus en Johannes er helemaal niets over vertellen. Uit de andere twee samen komt het verhaal zoals de meeste christenen het kennen: de tocht van Nazareth naar Bethlehem met de hoogzwangere Maria op een ezeltje, geen plaats in de herberg maar nog wel een plekje in de stal tussen de os en de ezel, Jezus die geboren wordt en in een kribbe (voerbak) gelegd, de herdertjes die engelen zien verschijnen in de lucht die hen vertellen dat Jezus is geboren en dat ze hem zullen vinden in de stal, en niet te vergeten de drie koningen die goud, wierook en mirre komen brengen. Die laatste geven ons een aanknopingspunt om verder te komen in de zoektocht naar de historische Jezus. Of deze koningen echt hebben bestaan valt te betwijfelen. Overigens noemt Mattheus – de enige die ze noemt – de mannen geen koningen maar wijzen en hij zegt ook niet dat het er drie zijn.
Er wordt wel beweerd dat het zoroastrische priesters kunnen zijn geweest die bekend stonden om het feit dat ze belangrijke gebeurtenissen aflazen aan de stand van de sterren. Het kunnen ook kooplieden zijn geweest die over de zijderoute vanuit China, India of Perzië naar de havens aan de kust van Judea trokken. En het kan ook zijn dat de hele passage is bedacht en gebaseerd op bijvoorbeeld het bezoek van koning Tiridates I van Armenië aan keizer Nero in het jaar 66 AD, niet lang voordat het evangelie van Mattheus werd geschreven. Of de koningen/wijzen nu echt zijn of niet, ze geven een belangrijke link naar Herodes. Volgens het verhaal zijn zij het die Herodes vertellen over de geboorte van Jezus, die koning zal worden. Herodes schrikt daar heel erg van, maar laat niets merken. Hij vraagt de wijzen of ze weten waar deze koning geboren is, en hoort dat de profetie van Micha naar Bethlehem wijst. Herodes vertelt de wijzen dat hij Jezus ook wil bezoeken om hem eer te bewijzen, maar de wijzen vertrouwen hem niet en reizen na hun bezoek aan Jezus via een andere weg terug naar huis. Herodes krijgt door dat hij niet op verdere informatie van de wijzen hoeft te rekenen en stuurt zijn troepen naar Bethlehem om alle jongetjes onder de twee jaar oud te laten ombrengen. Jozef is inmiddels in een droom gewaarschuwd en met Maria en Jezus al lang gevlucht naar Egypte.
Er wordt behoorlijk getwijfeld aan de kindermoord in Bethlehem, aangezien er nergens anders dan in Mattheus (of daarop gebaseerde teksten) over wordt gesproken. Hoewel Bethlehem een klein gehucht was en het om hooguit twintig kinderen kan hebben gehandeld, zou je toch verwachten dat iemand als Josephus, die vrij uitgebreid vertelt over andere gruweldaden van Herodes, er een zin aan zou hebben gewijd. Probeert Mattheus hier alleen maar een link te leggen met profetieën van Hosea en Jeremia? Of een link te leggen met de uittocht van het joodse volk uit Egypte, waarbij als laatste plaag de oudste zonen van de Egyptenaren door een engel werden gedood? Of heeft Mattheus ergens een klok horen luiden maar weet hij niet goed waar de klepel hangt?
Wat we wel weten over Herodes is dat hij maar liefst drie van zijn eigen zonen ter dood heeft veroordeeld omdat hij ze verdacht van een samenzwering tegen hem. Ook liet hij zijn 17 jaar oude zwager – de broer van Herodes’ vrouw Mariamne en de laatste van de Hasmoneeën – verdrinken op een feestje. Er wordt wel beweerd dat Herodes op latere leeftijd paranoïde werd en dat dat verklaart waarom hij met name in de laatste jaren van zijn leven iedereen begint te verdenken en overal samenzweringen ziet, en daarom zijn halve familie uitmoordt. Maar het ter dood veroordelen van familieleden begint al vroeg in de carrière van Herodes, met de zojuist genoemde moord op Aristobulus III, de laatste van de Hasmoneeën, die hij een jaar daarvoor heeft laten benoemen tot hogepriester. Herodes zit dan nog maar een paar jaar op de troon van Judea, daar gekomen met hulp van de romeinse leider Marcus Antonius. De anti-romeinse gevoelens in de joodse samenleving zijn sterk, maar Herodes realiseert zich dat de romeinen hun invloed in Judea, waar de zijde-route de Middelandse zee bereikt, niet zullen opgeven. Herodes zit tussen twee vuren, waarvan de romeinen duidelijk de gevaarlijkere partij voor hem zijn. Maar Herodes kent ook het onverzettelijke en fanatieke geloof van een deel van de joodse bevolking, waaronder de Essenen. Zijn angst dat er een opstand zal komen waarin geprobeerd zal worden Aristobulus III op de troon te krijgen lijkt niet ongegrond, en hem via het hogepriesterschap op een zijspoor manoeuvreren zal niet genoeg zijn geweest. Herodes is zich er heel erg van bewust dat hij één grote zwakte heeft: hij is niet van puur joodse afkomst. Zijn huwelijk met de Hasmonese prinses Mariamne I is een poging in ieder geval zijn zonen meer joods bloed mee te geven. Vooral in de eerste fase van zijn regeerperiode lijkt Herodes er veel moeite voor te doen om geaccepteerd te worden, en zijn nazaten geaccepteerd te krijgen, door de fanatiekere joden. Zijn relatie met Rome is dan ook nog niet zo sterk. Maar als hij rond 31 BC net op tijd Marcus Antonius de rug toekeert en zijn trouw zweert aan de nieuwe keizer Octavianus, die later Augustus genoemd zal worden, wordt zijn positie steeds zekerder. Volgens de historici was er sprake van wederzijds respect tussen Herodes en Augustus, waardoor Herodes zich steeds minder zorgen hoefde te maken over dreiging van romeinse kant. Daarnaast bracht de invloed van de romeinen behoorlijk wat voorspoed en rijkdom naar Judea, waardoor Herodes af en toe belastingen kon verlagen of kwijtschelden. Dat zal zijn positie in Judea, zeker bij de wat vrijer denkende joden behoorlijk hebben verbeterd. De groep die zich tegen hem verzetten zal kleiner zijn geworden en zich steeds meer ondergronds hebben moeten begeven.
Toch bleef Herodes zich bewust van het gevaar, maar met de herbouw van de tempel van Salomo rond 20 BC maakte hij grote indruk en verstomden de protesten grotendeels. Na een vrij rustige periode beschuldigt Herodes in 12 BC twee van zijn jongere zoons van een poging hem te vermoorden, een jaar nadat hij zijn oudste zoon heeft aangewezen als zijn opvolger. Keizer Augustus zorgt ervoor dat de drie zich weer met elkaar verzoenen. Vier jaar later herhaalt Herodes de beschuldiging en dit keer krijgt hij van Augustus toestemming een proces tegen de twee zoons te starten, waarin ze schuldig worden bevonden en ter door veroordeeld. Herodes’ oudste zoon Antipater is nu de enige erfgenaam. In het jaar 5 BC wordt Antipater echter ineens beschuldigd van een poging tot moord op de nu ernstig zieke Herodes. In 4 BC wordt Antipater schuldig bevonden en ter dood veroordeeld door Augustus. Herodes heeft nog wel aangegeven dat zijn rijk verdeeld moest worden over drie van zijn nog overgebleven zoons, maar zijn laatste testament was niet bekrachtigd door Augustus. Die geeft de drie wel toestemming om als een soort onderkoningen in dienst van Rome over de aangewezen gebieden te regeren, maar al in 6 AD besluit Augustus dat het belangrijkste centrale deel direct onder romeins gezag komt omdat Archelaus het naar zijn mening niet goed doet. Vandaar de census van Quirinius in 6 AD, waarbij een interessant detail is dat Galilea, waar Nazareth in ligt, dus niet onder de census viel.
Als we zoeken naar een kandidaat voor de rol van vader van Jezus, dan heeft Antipater op het eerste gezicht de beste kaarten. Hij was de oudste zoon was van Herodes, uit zijn eerste huwelijk met Doris waarvan we alleen weten dat ze uit Jeruzalem kwam. Van 13 BC tot 5 BC was hij de voornaamste – en na 7 BC zelfs de enige – erfgenaam van Herodes de Grote. Hij was getrouwd met zijn nicht Mariamne III, maar interessanter is zijn tweede vrouw, waarvan we alleen weten dat ze de dochter was van de laatste Hasmonese koning Antigonus, die ook hogepriester was. Als je iemand zoekt waarvan de zoon een goede claim heeft op de troon van Judea, dan is Antipater – in ieder geval tot 5 BC – een hele goede keuze. Hoewel Antipater wellicht wat aan de oude kant was rond de tijd dat Jezus verwekt zou moeten zijn – hij is geboren in 46 BC – zijn de volgende twee zonen Alexander en Aristobulus IV minder goede kandidaten. Weliswaar is hun moeder Mariamne II ook de dochter van een hogepriester, maar vanaf 12 BC is de verhouding met hun vader niet zodanig dat verwacht mag worden dat ze hem zullen opvolgen en in 7 BC worden ze, zoals eerder gemeld, ter dood veroordeeld.
Een misschien minder voor de hand liggende mogelijkheid is Herodes Antipas, de Herodes waar Jezus door Pilatus naar toe gestuurd wordt. Deze Herodes Antipas is wat aan de jonge kant, maar dat maakt hem misschien juist een betere – want minder bedachtzame – kandidaat. Hij is uiteindelijk degene die het verst komt in de opvolging van Herodes de Grote, en lijkt (dus?) een goede band te hebben gehad met Augustus. Bovendien is zijn moeder een Samaritaanse, waardoor in Jezus alle bevolkingsgroepen in Judea verenigd zouden zijn.
Is het echt een mogelijkheid dat Maria een zoon zou hebben gekregen van één van de zonen van Herodes? Het zou misschien een boel verklaren, maar het lijkt wel behoorlijk ver gezocht. Op dit moment is het goed om nog een aspect van de Essenen nader te belichten. Zoals ik eerder heb gemeld is het goed mogelijk dat Maria tot een groep ‘ondergrondse’ Essenen behoorde. Tot deze groep behoorden vrijwel zeker ook Nicodemus en Jozef van Arimethea, waarvan we in de evangeliën horen dat ze tot de volgelingen van Jezus behoorden. Jozef van Arimethea staat zelfs zijn graf af aan Jezus, wat duidt op een sterke band met de familie. Diezelfde Jozef en Nicodemus zijn echter ook leden van de sanhedrin die door Kajafas bijeen geroepen wordt. Deze Essenen geloofden dat ze niet alleen dienden te geloven met woorden, maar ook met daden (zie ook de beschrijving van Jakobus, de broer van Jezus). Voor hen lagen de zaken als volgt: Jahweh had ooit een verbond met het joodse volk gesloten via stamvader Abraham, een tijd lang had het joodse volk mogen genieten van de voordelen die dat bood, maar ze werden lui en onachtzaam en zo kwamen ze in Egypte in slavernij terecht, Jahweh stuurde Mozes om ze te verlossen en bedacht zich dat het joodse volk duidelijker moest weten wat Jahweh van ze verwachtte en dus gaf hij Mozes zijn wetten en hij gaf het joodse volk een nieuwe start in het beloofde land, maar het volk werd opnieuw lui en onachtzaam en ze verwaarloosden de wetten, dus strafte Jahweh ze ditmaal harder met de Babylonische ballingschap. Nu had het joodse volk met de onafhankelijkheidsstrijd van de Makkabeeën opnieuw een kans gekregen van Jahweh, maar het gevaar lag alweer op de loer: Rome. Als het joodse volk dit keer weer zou verslappen en zwichten voor het luxe leventje dat de romeinen in de aanbieding hadden, dan zou de straf van Jahweh verschrikkelijk en definitief zijn. Er wordt door onderzoekers vaak gewezen op een apocalyptische stemming in geschriften van de Essenen, die volgens mij op deze gedachtegang terug te voeren is. Maar de gedachtegang van de Essenen gaat verder. Zij geloofden dat het hun verantwoordelijkheid was, je zou zelf kunnen zeggen hun heilige taak, om er alles aan te doen om het joodse volk voor zo’n verschrikkelijk einde te behoeden. Ze moesten hun landgenoten op het rechte pad brengen en houden. En daarvoor was een leider nodig die alle joden achter zich kan verzamelen, waar iedereen zich mee verbonden kon voelen en waar iedereen in kon geloven. Voor zo iemand bestond een speciale term: Messias. Het is niet ondenkbaar dat een aantal hooggeplaatste Essenen, met toegang tot de koninklijke hofhouding, hebben gezorgd voor een ‘avontuurtje’ van één van de zonen van Herodes met een joods meisje. Met het juiste joodse meisje – Maria – met de juiste achtergrond – een perfecte stamboom – en op het juiste moment… kon er voor gezorgd worden dat deze messias verwekt zou worden. In deze theorie zou Herodes Antipas de meest waarschijnlijke kandidaat zijn, gezien zijn leeftijd en de afkomst van zijn moeder.
Het is maar een theorie en bewijzen is – zeker op dit moment en voor mij – niet mogelijk. Maar er vallen wel heel veel puzzelstukjes opeens op z’n plaats. Als het avontuurtje van Herodes Antipas bekend zou zijn geworden, en binnen een hofhouding geleid door een redelijk paranoïde koning die iedereen laat volgen en bespioneren is dat niet onwaarschijnlijk, dan zou dat tot grote ontsteltenis kunnen hebben geleid. Het zou waarschijnlijk ook onvermijdelijk zijn dat Augustus er van op de hoogte kwam. En aangezien de messias voor de romeinen nogal wat problemen kon opleveren, is het voorstelbaar dat Augustus en Herodes de Grote samen besloten op jacht te gaan naar de nakomeling van het avontuurtje. En dit verklaart mogelijk een heel vreemd detail in het verhaal van de kindermoord door Herodes: hij laat alle jongetjes tot twee jaar oud ombrengen nadat hij heeft uitgerekend hoe oud het kind waarover de wijzen verteld hebben zou moeten zijn. Twee jaar… hoe kan het zo lang geduurd hebben voordat Herodes erachter kwam dat de wijzen niet terug zouden komen om hem meer informatie over de nieuwgeboren koning te geven? Maar dat het twee jaar duurt voordat Herodes en Augustus er achter komen dat een avontuurtje van Herodes Antipas een nakomeling heeft opgeleverd en dat de jodin waarmee Antipas zijn avontuurtje had geen gewoon joods meisje was, dat klinkt een stuk minder onlogisch.
Er is nog een andere optie… Een probleem met de bovenstaande theorie is dat Jezus in staat moet zijn geweest om aan te tonen dat Antipas zijn vader was. Al eerder heb ik aangegeven dat Herodes er in het begin van zijn regeerperiode veel moeite voor deed om geaccepteerd te worden, aangezien hij niet van zuiver joodse afkomst was. De huwelijken die hij sluit voor zichzelf en zijn zoons laten duidelijk zien dat hij een nakomeling wil die dat probleem niet heeft. Wat als Herodes en Antipas helemaal op de hoogte waren van de plannen van de Essenen? Het is heel goed mogelijk dat ze daar de voordelen wel van zouden hebben ingezien. Een erfgenaam die alle joden achter zich zou krijgen, en vooral de opstandige Essenen die Herodes het leven zuur maakten. Er zal eigenlijk maar één persoon zijn geweest die minder blij zal zijn geweest met het plan: Augustus.
Voor hem was Judea de toegang tot de zijde-route en de landverbinding naar Egypte, en moest daarom onder controle van Rome blijven. Een koning van puur joods bloed, met Esseense denkbeelden en niet gebonden aan Rome, gesteund door het hele joodse volk… niet echt een aanlokkelijk beeld voor Augustus. Maar als de geschiedenis ons één ding leert over Augustus, dan is het dat hij een ongelofelijk strateeg was, een schaker die veel meer zetten vooruit kon denken dan zijn tegenstanders[1]. Het is voorstelbaar dat Augustus pas over het plan hoorde toen het te laat was, en aanvankelijk zijn best leek te doen om mee te werken. Dat plaatst zijn rol in de ter dood veroordelingen van de oudere halfbroers van Antipas ineens in een ander licht. Die kunnen zogenaamd gediend hebben om Antipas naar voren te schuiven, maar voor Augustus het voordeel hebben gehad dat er geen oudere en ervarenere kandidaten waren voor de troon toen Herodes de Grote overleed. Zelfs de dood van de oude koning zou verdacht kunnen zijn…
[1] Vlak na de moord op Julius Caesar in 44 BC zwoer Augustus (toen nog Octavianus) dat hij wraak zou nemen op de moordenaars, waaronder Marcus Antonius. Pas in 31 BC kwam die wraak, nadat Augustus eerst jarenlang met Marcus Antonius had samengewerkt om de andere moordenaars te pakken te krijgen.
Dat is heel goed mogelijk, en zelfs de geboorte in een stal is niet ondenkbaar. Als Jezus het gevolg is van een vooropgezet plan van de Essenen, dan zullen die er alles aan hebben gedaan om te zorgen dat aan alle profetieën werd voldaan. En de profetie van Micha waarin Bethlehem wordt genoemd is behoorlijk duidelijk. Wat veel minder duidelijk is, is waar Jezus is opgegroeid. Nazareth was in de tijd van Jezus nog niet eens een dorp te noemen, en met de theorie dat Maria uit een adellijke joodse familie kwam, wordt het niet een logische woonplaats voor Jezus. Maar op het kruis van Jezus wordt hij toch Nazareeër genoemd? Het is heel goed mogelijk dat Jezus een Nazariet was, een term afgeleid van het Hebreeuwse woord nazir: ‘gewijde’, die verwijst naar iemand die volgens Numeri 6:1-21 een eed had afgelegd aan Jahweh om geen wijn of iets anders gemaakt van druiven te eten of drinken, zijn haar niet te knippen en niet in aanraking te komen of in de buurt te komen van een overledene. In ieder geval weten we van Jakobus dat hij een Nazariet was. Het is mogelijk dat die benaming bij Pilatus verwarring opriep en dat hij dacht dat het een verwijzing was naar Nazareth. Maar het is ook mogelijk dat de evangelisten de fout hebben gemaakt, wat ze meteen een goede reden gaf waarom Herodes Antipas in het proces tegen Jezus werd betrokken.
De evangelisten vertellen dat Jozef en Maria met de jonge Jezus vluchten naar Egypte om te ontsnappen aan de kindermoord van Herodes. Dat is wat onwaarschijnlijk aangezien het toch wel redelijk aannemelijk is dat Augustus in ieder geval mede verantwoordelijk was voor de jacht op Jezus en zijn familie, en Egypte volledig onder zijn directe leiding stond. Er wordt wel beweerd dat er geen plek veiliger is dan het hol van de leeuw, maar ik geloof niet dat Jozef en Maria het risico zullen hebben genomen. Komt hier misschien de link met de wijzen uit het oosten vandaan? Is het jonge gezin meegereisd met een karavaan over de zijde-route? In ieder geval is het de snelste route uit door Rome gecontroleerd gebied. Er wordt door onderzoekers wel gewezen op de overeenkomsten tussen de boodschap van Jezus en het boeddhisme. Zelf zie ik overeenkomsten met het taoïsme, vooral in de vorm waarin Jezus zijn lessen verpakt: de gelijkenis. Een verhaal vertellen waarin een bepaald gedrag duidelijk als goed of verkeerd naar voren komt: een vorm van overdragen van wijze lessen die standaard is in het taoïsme. Als Jezus en zijn ouders naar het oosten zijn gevlucht, dan is het heel goed mogelijk dat de opgroeiende Jezus in contact is gekomen met de oosterse filosofieën. Er zullen naast kooplieden ook avonturiers, ontdekkingsreizigers, kunstenaars, filosofen en hoogwaardigheidsbekleders over de zijde-route hebben gereisd. Jezus hoeft zelfs niet in India of China te zijn geweest om die mensen te ontmoeten. En aangezien zijn hele leven het plan is gebleven dat Jezus koning van Judea zou worden, zullen zijn ouders – en eventuele andere Essenen om hem heen – hem hebben gestimuleerd om zoveel mogelijk op te steken van die andere manieren van denken.
Er is een andere mogelijkheid. In Zuid-Engeland gaan verhalen rond dat Jezus die streken heeft bezocht. Op het eerste gezicht misschien vergezocht, maar dat is misschien juist een goede reden om ze serieus te nemen. Hier komt Jozef ineens met een belangrijke rol in het verhaal. We lezen over Jozef dat hij een timmerman was, maar dat hoeft niet in te houden dat hij alleen maar wat simpele stoelen en banken in elkaar timmerde. Even een op het oog vreemde zijsprong: het eerste wonder dat Jezus verricht is op een bruiloft in Kana. Waar Kana ligt is niet helemaal duidelijk en er zijn meerdere theorieën. Één van de meer waarschijnlijke plaatst Kana in Zuid-Libanon. Aangezien Jezus en zijn familie zijn uitgenodigd op de bruiloft en Jezus nog geen bekend persoon is, mogen we aannemen dat het om een bruiloft van familie of bekenden van de familie gaat. Omdat het onwaarschijnlijk is dat Maria uit Zuid-Libanon kwam, mogen we aannemen dat deze link van Jozef’s kant komt.
De combinatie van timmerman en Libanon doet denken aan één van de voornaamste export-produkten van Libanon in die tijd: cederhout. Dat prachtige geurige hout was bekend in de hele romeinse wereld en er waren timmermannen, die je beter kunstenaars kon noemen, die daarvan de prachtigste wandbekleding en meubels maakten. In Zuid-Engeland waren heel wat engelsen die een mooie villa lieten bouwen in romeinse stijl. Als je een
beetje goed voor de dag wilde komen dan moesten daar meubels van cederhout in. Dan had je dus een vakman nodig die dat hout kon bewerken en het niet verknoeide, want daarvoor was het veel te duur. Als Jozef zo’n vakman was, dan zou hij met zijn internationale contacten en de mogelijkheid om zonder opzien te baren naar alle windstreken te reizen achter vrachten hout aan, een ideale partner zijn voor Maria en een ideale adoptie-vader voor Jezus. Omdat de jacht op Jezus geheim moest blijven kan Jozef door nergens lang te blijven zijn familie veilig hebben gehouden.
Waar Jezus ook opgegroeid is, het is duidelijk dat het plan dat hij koning zou worden nooit losgelaten is. Ook toen na de dood van Herodes Augustus handig van de situatie gebruik maakte, het centrale deel van Judea al snel onder romeins gezag plaatste en Antipas afscheepte met Galilea en een mooi paleis in Jeruzalem, kan het geloof van de kleine groep Essenen die op de hoogte was van het plan rotsvast zijn gebleven. Ze waren tenslotte bezig met het werk van Jahweh, ze brachten een echte joodse koning naar een toekomst waarin het hele joodse volk eindelijk weer gelukkig zou zijn en het verbond met Jahweh weer volledig hersteld. Hoeveel deuren er ook dicht leken te gaan, Jahweh zou er voor zorgen dat er op het juiste moment één open zou gaan. En dus werd Jezus opgeleid om de beste koning te zijn die ze van hem konden maken. Naast een scholing in andere filosofieën zoals het boeddhisme, taoïsme en zoroastrisme en waarschijnlijk nog veel meer, werd de opgroeiende Jezus waarschijnlijk vooral geschoold in de TaNaKh. Het enige verhaal dat we hebben in de evangeliën over de jeugd van Jezus, waarin Jezus de priesters in de tempel verbaast met zijn kennis over religieuze zaken, kan dan ook heel goed op waarheid zijn gebaseerd. Dat zijn ouders daarna alleen maar verbaasd en trots zijn, lijkt me onwaarschijnlijk. Logischer zou zijn dat ze zich een hoedje zijn geschrokken en Jezus snel zo snel mogelijk weg hebben gebracht om te voorkomen dat iemand zou ontdekken wie hij werkelijk was.
Augustus overlijdt in 14 AD, maar daarmee is nog niet meteen de kust veilig voor Jezus en zijn familie. Maar als in 22 AD blijkt dat de nieuwe keizer Tiberius weinig tot geen interesse in politiek (meer) heeft, en zich in 23 terugtrekt op het eiland Capri, lijken de kansen voor de Essenen te keren. Zeker met de intriges en samenzweringen van Sejanus tegen iedereen die kans maakt op het keizerschap, lijkt de politiek in Rome zich vooral op Rome te richten, en misschien nog een beetje op de barbaren ten noorden van de Rijn en de Donau, maar zeker niet meer op Judea. Het is rond deze tijd dat de Essenen zich weer lijken te gaan organiseren en dat Jezus terug komt in zijn geboorteland. Zijn neef Johannes de Doper bereidt zijn weg voor en preekt al over het komende koninkrijk
Over de wonderen van Jezus zal ik niet teveel zeggen, vooral omdat ik niemand wil beledigen. Aangezien ik er van uit ga dat Jezus een mens is geweest zoals elk van ons, geloof ik niet dat hij bovennatuurlijke krachten heeft gehad. Er zijn andere verklaringen mogelijk, waarbij ik er nog een keer op wijs dat er de Essenen veel aan gelegen was te zorgen dat Jezus aan alle profetieën voldeed. Dat zou ertoe hebben kunnen geleid dat er het één en ander in scène is gezet…
Waar ik wel even bij stil wil staan is de boodschap die Jezus brengt en hoe hij zijn rol zelf waarschijnlijk gezien heeft. Zoals ik al eerder aangaf denk ik dat iedereen die bij het geheime plan betrokken was er heilig van overtuigd was dat ze het werk van Jahweh deden en dat ze konden rekenen op de hulp van Jahweh als die het hardst nodig was. Het was zaak om te zorgen dat de profetieën vervuld zouden worden en dat zoveel mogelijk joodse burgers achter Jezus zouden staan als het tot een confrontatie met de joodse machthebbers en de romeinen zou komen. Jezus heeft zijn eerste openbare optreden zoals gezegd in Kana, waarvan we niet precies weten waar het ligt, maar in ieder geval in het noorden, ver van Jeruzalem. Langzaam trekt hij dichter naar de hoofdstad, maar hij mijdt daarbij de steden. Hij preekt en vertelt zijn verhalen en legt zijn wijze lessen uit op het platteland, aan boeren en vissers. Daar vindt hij gemakkelijk genoeg aansluiting, maar zijn boodschap van afstand van de luxe die de romeinen bieden en terugkeer naar de oude waarden, zal in de steden veel minder makkelijk een luisterend oor hebben gevonden. De uitspraak van Jezus dat het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijk man om deel te hebben aan het nieuwe koninkrijk, slaat op de regel van de Essenen dat alle bezit gedeeld dient te worden, een opgave die voor een rijk man heel wat lastiger is dan voor een arme. Ook in de beroemdste toespraak van Jezus: de Bergrede, staat het bol van de verwijzingen naar de Esseense kijk op het leven. Nu de dode zee rollen ontcijferd worden komen veel van de regels in deze Bergrede in een ander licht te staan. Zo wordt de eerste regel: “zalig zijn de armen van geest want van hen is het koninkrijk van god” soms begrepen als een steun voor (ouders van) mensen met een beperkte intelligentie of verstandelijke beperking. Ook wordt deze wel eens aangehaald om duidelijk te maken dat het najagen van kennis niet zaligmakend is. Maar de Essenen gebruikten de term armen voor hun volgelingen, die tenslotte al hun bezittingen hadden afgestaan. En arm van geest wilde zeggen dat je jezelf niet verstrikte in ingewikkelde excuses, maar simpel en rechtlijnig dacht, een principe dat ook in oosterse filosofieën als het taoïsme als doel gesteld wordt. En het koninkrijk van god verwijst niet naar het hiernamaals, maar naar het aanstaande koninkrijk van Jezus, dat aan Jahweh gewijd zou zijn. De zinnen: “Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden” en “Zalig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen” kunnen zelfs opgevat worden als een hart onder de riem voor een periode van strijd die aanstaande is. De nadruk op gerechtigheid is terug te vinden in veel van de teksten van de Dode Zee rollen, en ook bij beschrijvingen van Jakobus vinden we deze regelmatig terug. Voor mij wijst dit er op dat Jezus volledig achter de boodschap stond en zelf ook geloofde in zijn rol en missie. Toch wil ik er hier heel duidelijk op wijzen dat Jezus geen geweld preekt, niet oproept tot strijd en zijn uitspraak “als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de linker toe” lijkt me niet verzonnen. De houding van Jezus doet me nog het meest denken aan die van Mahatma Gandhi, die wel opriep tot verzet, maar zonder geweld. Jezus lijkt zelfs nog een stapje verder te gaan en ook niet tot verzet op te roepen. Aan de andere kant weet hij wel tenminste twee belastinginners om te praten om hun werk op te geven. De belangrijkste aanwijzingen over hoe Jezus gedacht kan hebben zitten in zijn discussies met Petrus, die hij telkens weer moet afremmen en moet herinneren aan de geweldloosheid van hun plan. En de houding van Jezus rond zijn arrestatie en proces laat nergens een spoor zien van fysiek verzet. Het is de ijzeren wil en het rotsvaste geloof van Jezus die hem op de been houden. Tot het cruciale moment dat hij oog in oog staat met Antipas, die dus zijn vader geweest kan zijn. Jezus is ervan overtuigd dat dit het moment is dat Jahweh zal zorgen voor de grote ommekeer. Het is zelfs denkbaar dat de arrestatie en het proces tot op dat moment allemaal onderdeel zijn van het plan. Jezus moet tegenover de koning komen en daar moet alles samenkomen. Daar zal Antipas Jezus erkennen en samen met hem het koninkrijk in ere herstellen als koninkrijk van Jahweh…
Maar dat gebeurt niet…
Antipas erkent hem niet…
Op dat moment moet er iets gebroken zijn in Jezus. Het is misschien om die reden dat we voor dit moment een Jezus zien die strak blijft zwijgen en een onverbiddelijke trots lijkt uit te stralen. Zo sterk dat zelfs Pilatus er van onder de indruk is? Maar na dit cruciale moment is er iets veranderd. Jezus wordt bespot, uitgelachen, de soldaten trekken hem gekke kleren aan om hem belachelijk te maken, en Jezus verzet zich niet. Hij is een gebroken man. Zijn klacht later als hij aan het kruis hangt “mijn god, mijn god, waarom hebt gij mij verlaten?” zegt alles. Hoe kan het dat Jahweh dit laat gebeuren? Hebben ze dan niet alles goed gedaan, hebben ze zich dan niet gehouden aan de wetten van de TaNaKh, heeft Jahweh zich dan al lang van het joodse volk afgekeerd? Is zijn hele leven dan voor niets geweest? Ik kan me onmogelijk voorstellen hoe Jezus zich gevoeld moet hebben. Hij lijkt verdoofd, wat er gebeurt dringt niet meer goed tot hem door. Nog één helder moment heeft hij aan het kruis als hij tegen zijn broer Jakobus en zijn moeder zegt: “dat is je moeder” en “dat is je zoon”. Bedoelt Jezus daarmee dat zolang er nog broers van hem in leven zijn het werk door kan gaan?
Nu valt te begrijpen – als wat ik hier vertel in de buurt van de waarheid komt – waarom we naast de evangeliën geen vermelding van Jezus vinden. Bij de Essenen zal de ware identiteit van Jezus maar bij een klein groepje bekend zijn geweest. Als een soort troefkaart zullen ze hem in de luwte van Johannes de Doper hebben gehouden tot het cruciale moment dat hij door Antipas erkend zou worden. De meeste van de volgelingen zullen alleen te horen hebben gekregen dat er een nieuw tijdperk aan zou breken, een nieuw koninkrijk van Jahweh nadat hij het verbond met zijn uitverkoren volk vernieuwd zou hebben. Maar de details zullen maar weinig Essenen hebben gekend. En na het fiasco van Jezus’ veroordeling en kruisiging was het niet in het belang van de beweging om iets over de plannen naar buiten te brengen. Antipas zal er natuurlijk alle belang bij hebben gehad de waarheid niet aan het licht te laten komen, en van Kajafas mag je je afvragen of hij wist wat er speelde. De beste kans voor een verslag over Jezus lag bij de romeinen, die tenslotte over vrijwel alles wel iets op papier zetten. Maar ik kan me zo voorstellen dat Pilatus daar niet zo gek veel zin in had. Niet alleen had Antipas zijn bloedeigen zoon verloochend, maar hem daarmee ter dood veroordeeld, en dat kan zelfs een ruw en wreed man als Pilatus te ver zijn gegaan. Maar de uitkomst was wel in het voordeel van Rome en daarom heeft Pilatus wellicht toch echt zijn handen gewassen in onschuld. Maar de regels in Johannes over het opschrift INRI, de reactie van de joden – wellicht Antipas – en de vinnige reactie van Pilatus zouden kunnen wijzen op een steek onder water en lage dunk van de kant van Pilatus.
Ook op het verhaal omtrent de kruisiging en wederopstanding valt wat aan te merken. En ik zeg hierbij nogmaals dat ik niemand van zijn/haar geloof wil brengen, maar de mogelijkheden wil nagaan dat er een natuurlijke verklaring is voor de verhalen voordat ik geloof dat er wonderen in het spel zijn geweest.
Meerdere onderzoekers wijzen erop dat de tijd tussen de kruisiging en het overlijden van Jezus erg kort is voor een kruisdood. Er zijn zowaar onderzoekers die verschillende manieren van ter dood brengen hebben bestudeerd, waaronder kruisiging. Daarbij is vast komen te staan dat een gekruisigde merkwaardig genoeg door verstikking sterft. Omdat het hele lichaamsgewicht aan de armen komt te hangen, die ook nog eens gespreid zijn, worden uiteindelijk de longen in elkaar gedrukt en krijgt de gekruisigde geen adem meer. Maar het duurt een hele tijd voordat het lichaam zo ver is uitgeput dat het niet meer in staat is zich af en toe op te richten om nog een teug adem binnen te kunnen krijgen. Als de gekruisigde aan het kruis was gebonden kon dit dagen duren. Voor een kruisiging – zoals bij Jezus – waarbij het slachtoffer aan het hout gespijkerd werd duurde het zo’n 24 uur voordat de dood intrad. Om het proces te versnellen werd wel eens door de soldaten de benen van de gekruisigde gebroken zodat hij daar niet op kon steunen om zich op te richten. In het geval van Jezus is in de evangeliën goed gedocumenteerd hoe laat het was toen de soldaten Jezus aan het kruis spijkerden en hoe laat hij zijn laatste adem uitblies, en daar zit maar 6 uur tussen. Dat is zodanig kort dat het blijkbaar ook de soldaten die bij het kruis staan verbaast. Één van hen heeft even daarvoor Jezus in zijn zij gestoken met een speer omdat hij het bewustzijn al verloor. Dat was blijkbaar de test om te zien of de gekruisigde al dood was. Nu wordt er wel gezegd dat Jezus uitgeput was en dat zijn dood daarom veel sneller kan zijn gekomen dan normaal. Maar er is een andere mogelijkheid…
Jezus had voor de dag van zijn kruisiging al twee nachten niet geslapen (de eerste nacht waakte hij in de tuin van Getsémané en werd hij gearresteerd, de tweede nacht werd hij heen en weer gesleept van Pilatus naar Antipas en weer terug), hij was geslagen en psychisch geknakt. Het is heel goed denkbaar dat hij in shock is geraakt, en dat iedereen aannam dat hij overleden was. Bedenk daarbij dat het in die tijd vaker voorkwam dat mensen die dood werden gewaand opeens weer tot leven kwamen. Jezus had kort daarvoor zelf nog iemand uit de dood terug gehaald (Lazarus). En tot zeker de 18e eeuw kwam het met een zodanige regelmaat voor dat mensen onterecht dood werden verklaard, dat doodskisten soms werden uitgevoerd met alarmbellen eraan voor als de ‘dode’ in zijn/haar kist ineens weer tot leven kwam. En denk je in hoe een coma er uit moet hebben gezien voor mensen tweeduizend jaar geleden. Maar zouden de volgelingen van Jezus, die toch zijn lichaam van het kruis hebben gehaald en hem in zijn graf hebben gelegd, dan niet hebben gemerkt dat zijn hart nog sloeg en dat hij nog ademde, hoe licht dan ook? Daarbij is het van belang te bedenken dat een dood lichaam voor de streng gelovige Essenen als onrein werd beschouwd. Het lichaam zal dan ook zo min mogelijk aangeraakt zijn en zo is het heel goed mogelijk dat een licht ademende Jezus in een coma in zijn graf is gelegd. En dat hij na een tweetal nachten in een koele omgeving weer uit zijn coma is gekomen, is zeker niet ondenkbaar. Voor Jezus zelf zal het trouwens ook hebben geleken dat hij uit de dood was teruggekeerd.
De volgelingen van Jezus, anders geformuleerd de harde kern van de Esseense beweging die had geprobeerd hem op de troon te krijgen, moesten na de dood van Jezus onderduiken volgens de evangelisten. Dat lijkt heel waarschijnlijk aangezien er in ieder geval voor Antipas alles aan gelegen was dat het echte verhaal van Jezus niet naar buiten zou komen. Ook bij de verschijningen van Jezus merken we dat er een behoorlijke terughoudendheid en voorzichtigheid is bij degenen die bij zijn volgelingen hoorden. Met het in duigen vallen van het plan om Jezus op de troon te krijgen zal er ook een tijd nodig zijn geweest om na te denken over hoe de beweging[1] nu verder moest. Hoe moesten ze in hemelsnaam interpreteren wat er was gebeurd? Ze hadden de wil van Jahweh blijkbaar totaal verkeerd begrepen. Hij wilde blijkbaar niet dat Jezus op de troon kwam. Maar hij had ook niet gewild dat Jezus’ leven zou eindigen, anders had hij hem niet laten terugkeren uit de dood. Jezus zelf trok zich terug, het kan zijn dat zijn rol was uitgespeeld en dat niemand een mogelijkheid zag om hem alsnog op de troon te krijgen. Waarschijnlijker lijkt me dat hij er zelf klaar mee was. Tenslotte had Jahweh de mogelijkheid gehad om hem te helpen en dat op het cruciale moment niet gedaan. Ik kan me voorstellen dat dat hem behoorlijk aan het twijfelen heeft gebracht over zijn geloof en zijn overtuigingen. Voor de rest van de beweging lag dat anders. Er waren honderden, zo niet duizenden landgenoten die hun hoop op hen hadden gevestigd. Mensen die ze op de been hadden gebracht met verhalen over een nieuw koninkrijk en een nieuw verbond tussen Jahweh en zijn volk. Die mensen hadden niet geweten wat het plan inhield en wisten dus ook niet dat het totaal mislukt was. Ze konden al die volgelingen toch niet zomaar de rug toekeren. Vreemd genoeg lag het antwoord voor de hand: ze moesten het aan Jahweh zelf vragen. Nu ze er zo naast hadden gezeten met hun idee over wat de wil van Jahweh was, konden ze niet anders dan hem zelf vragen wat dan wel zijn bedoeling was. En er was maar één plek op de hele wereld waar ze dat konden doen.
[1] Met ‘de beweging’ bedoel ik de aanvankelijk relatief kleine groep binnen de Esseense gemeenschap die betrokken was bij het plan om Jezus op de troon van Judea te krijgen. Deze groeit later rond Jakobus uit tot een veel grotere groep, waarvan niet alle leden de details van het plan zullen hebben gekend.
Volgens de joden, en vooral voor streng gelovige joden als de Essenen, is er namelijk een plek waar een direct contact met Jahweh mogelijk is: het heilige der heiligen in de tempel in Jerusalem. Daar is Jahweh zelf aanwezig bij de ark van zijn verbond. Maar er is maar één persoon die het heilige der heiligen mag betreden: de hogepriester, en dan nog maar één keer per jaar: op Yom Kippur.
Het mag onmogelijk hebben geleken in de jaren na het proces en de kruisiging van Jezus, nu de beweging ondergronds moest uit angst voor Antipas en zijn handlangers. Maar het geloof van deze groep was onwankelbaar, en overal in Judea wonnen de ideeën van de Essenen aan momentum. Het is lastig om precies aan te geven hoe de situatie er uit zag voor de beweging, omdat we niet precies weten wanneer het rampzalige proces en de kruisiging van Jezus hebben plaatsgevonden. Volgens het dogma van de christelijke kerk was Jezus ergens in de dertig – en waarschijnlijk tussen de 35 en 40 – toen hij werd gekruisigd. Als we uitgaan van een geboorte een paar jaar voor het jaar nul, dan zouden de rampzalige gebeurtenissen rond het jaar 35 kunnen hebben plaatsgevonden. Aangezien Pilatus in het jaar 36 wordt teruggeroepen naar Rome, kan het niet later zijn geweest. Volgens Josephus wordt Kajafas in 36 vervangen. Natuurlijk kan het toeval zijn, maar het zou er ook op kunnen wijzen dat iets van de gebeurtenissen rond de terechtstelling van Jezus is doorgedrongen bij de superieuren van Pilatus, en dat de positie van Kajafas onhoudbaar was geworden door de invloed van Essenen als Jozef van Arimethea. Interessant in dit verband is dat in 37 Vitellius, de gouverneur van Syrië en superieur van Pilatus, opdracht krijgt om Antipas te hulp te schieten in een conflict, maar zijn uiterste best lijkt te doen om een zo groot mogelijke omweg te nemen. Josephus wijt dit aan een conflict tussen de twee, maar de reden die hij daarvoor geeft lijkt historisch niet te kloppen. Kan het zijn dat Vitellius inderdaad op de hoogte is gesteld door Pilatus (of anderen) over de rol die Antipas heeft gespeeld in het ‘koningsdrama’?
De beweging krijgt in 39 goed nieuws: er is een andere keizer aan de macht in Rome, en die zet Antipas aan de kant. Caligula heeft een vriendschap met Agrippa I, ook van de Herodiaanse familie en opgevoed aan het romeinse hof, en plaatst hem op de troon. Antipas wordt verbannen naar Gallië (Frankrijk). Maar de opluchting is van korte duur want al snel blijkt dat Caligula het niet op heeft met Judea. Hij vindt dat de joden veel te lang een speciale behandeling hebben gehad en nu maar gewoon moeten meedraaien in het romeinse rijk. Al rond het jaar 40 loopt de situatie uit de hand als Caligula een standbeeld van zichzelf wil laten plaatsen in de tempel. De joden hebben al moeite met beelden, vinden het godslastering dat de romeinse keizer zichzelf als god beschouwd en de tempel is de meeste heilige plek op de wereld. Bij elkaar reden genoeg voor een opstand. Alleen al de geruchten daarover zijn genoeg om Caligula, die niet bekend staat om zijn geduld, bijna uit zijn vel te doen springen. Hij dreigt de tempel met de grond gelijk te maken als de joden niet doen wat hij zegt. Agrippa I doet verwoede pogingen om de keizer tot bedaren en inzicht te brengen. Dat lukt en de tempel blijft staan, maar als Caligula in 41 overlijdt gaat een zucht van opluchting door Judea. Onder Agrippa I gaat het goed met Judea. Door slimme politiek en geluk regeert Agrippa I over het hele joodse koninkrijk zonder directe controle van Rome. Verder lijkt Agrippa I het beste voor te hebben gehad met zijn volk, dat het zwaar genoeg had gehad. Dat zal de Essenen heel wat meer bewegingsvrijheid hebben gegeven en nu lijkt het plan om ooit in het heilige der heiligen te komen en Jahweh te vragen wat zijn bedoeling is en hoe de beweging zijn wil het best kan dienen, ineens niet meer volkomen onhaalbaar. Toch is het nog wel erg ver weg, want de hogepriester blijft degene die door de koning wordt aangesteld. En de koning is dan wel officieel redelijk onafhankelijk van Rome, maar Agrippa I begrijpt heel goed hoe de verhoudingen in zijn wereld liggen. Een Esseen die tot hogepriester benoemd wordt, dat zal niet gebeuren. Dus zal de verandering van onderaf moeten komen. De Essenen en de beweging maken van de vrijheid onder Agrippa I gebruik om hun relatie met de bevolking en de ‘lagere priesters’ op en uit te bouwen.
Helaas is de rust – weer – van korte duur: Agrippa I overlijdt in 44, met een serieuze verdenking dat de romeinse keizer Claudius daar een hand in heeft gehad. In ieder geval maakt Claudius gebruik van het feit dat de zoon van Agrippa – Agrippa II – nog maar 17 jaar oud is en in Rome aan het hof verblijft. Hij stuurt een procurator om orde op zaken te stellen in Judea, oftewel om ervoor te zorgen dat Judea belasting blijft betalen en geen onrust veroorzaakt. Pas in 48 staat Claudius Agrippa II toe om de troon van Judea te bestijgen, maar het is helder dat hij dat doet als een onderdaan van de romeinse keizer. De verhoudingen binnen Judea komen steeds meer onder spanning te staan. Er gaan geruchten dat Agrippa II een incestueuze relatie heeft met zijn zus Berenice. Of dat nu waar is of niet, het is voor een deel van de – waarschijnlijk met de Essenen sympathiserende – joden reden om hem niet meer als hun koning te beschouwen. Volgens hen heeft een man die zo duidelijk zondigt tegen de wetten van Mozes geen recht zich koning van de joden te noemen. Agrippa II is het grootste deel van zijn regeerperiode bezig te proberen de romeinen ervan te weerhouden een oorlog te beginnen tegen Judea, terwijl ‘achter zijn rug’ zijn landgenoten zich steeds sterker gaan verzetten tegen de romeinen en iedereen die met hen sympathiseert. Rond het jaar 60 gebeurt er iets merkwaardigs: Agrippa laat een wachttoren van zijn paleis verhogen om in de tempel te kunnen kijken. Daarop reageren de priesters in de tempel met het ophogen van één van de muren om het zicht te blokkeren. Dit wijst er op dat Agrippa II inmiddels de toegang tot de tempel was ontzegd, en dat hij in ieder geval geen controle meer had over de priesters in de tempel.
Intussen is in 54 in Rome keizer Nero op de troon gekomen, die zich niet zo druk lijkt te maken over wat er in het buitenland gebeurt. Hij heeft grote plannen voor Rome en ziet zichzelf als een begenadigd architect en kunstenaar. De romeinse vertegenwoordigers in Judea: Marcus Antonius Felix, Porcius Festus, Lucius Albinus en Gessius Florus, lijken er vooral op uit te zijn hun zakken te vullen. In 66 steelt Florus zilver uit de tempel, mogelijk als reactie op het feit dat een groeiend aantal joden geen belasting meer wil betalen. Daarop reageren de Zeloten met het bezetten van de tempelberg en ze zetten Agrippa II de stad uit. Een poging orde op zaken te stellen door de romeinse legaat in Syrië eindigt bij de slag om Beth Horon met een gevoelige nederlaag voor de romeinen.
Dan krijgt generaal Vespasianus de taak de joden weer in het gareel te brengen. Vespasianus doet het rustig aan, mogelijk mede omdat de situatie in Rome erg onrustig is. Als Nero in 68 zelfmoord pleegt volgen elkaar binnen een jaar maar liefst vier keizers elkaar op. In 69 verlaat Vespasianus Judea om zich in Rome tot keizer te laten kronen en daar orde op zaken te stellen. Judea laat hij over aan zijn zoon Titus. Die maakt korte metten met het verzet in Jeruzalem en breekt de tempel tot de grond toe af. Daarna voegt hij zich bij zijn vader in Rome, en laat het aan het beroemde/beruchte 10e legioen over om de rebellen op te jagen en uiteindelijk valt in 73-74 het laatste bolwerk van de Zeloten: Massada.
Hoe vergaat het de beweging, nu geleid door Jakobus in de jaren 50 en 60? Het is duidelijk dat het verzet tegen Agrippa II en de romeinen vooral vanuit de Esseense hoek komt. Maar binnen de groeiende groep aanhangers groeien ook de verschillen van mening. Daar waar de beweging van Jezus en Jakobus zich strikt houdt aan de wetten van Mozes en geweldloos verzet predikt, zijn de Zeloten – zoals eerder aangegeven – van mening dat ze zich niet hoeven te houden aan wetten en regels die uitgevaardigd zijn door machthebbers die zich niet aan de wetten van Mozes houden. En de Sicarii vinden het geoorloofd om degenen die zich niet aan de wetten houden, en daardoor hun land verraden, om te brengen. Het verzet breekt aan alle kanten uit en is moeilijk meer in de hand te houden. Jakobus lijkt een cruciale rol te hebben gespeeld in het bij elkaar houden van de verschillende partijen en het kalmeren van de gemoederen. Zozeer zelfs dat men zijn hulp inroept als de situatie uit de hand dreigt te lopen. Dat loopt echter volgens Hegesippus slecht af voor Jakobus:
“Zij [de priesters] kwamen daarom gezamenlijk naar Jakobus en zeiden: “wij smeken u, houd de mensen in bedwang, want zij zijn losgeslagen in hun meningen over Jezus, alsof hij de Christus [Messias] zou zijn. Wij smeken u om allen die hierheen gekomen zijn voor het paasfeest te overtuigen met betrekking tot Jezus. Want wij allen luisteren naar uw overtuiging, omdat wij – evenals alle mensen – getuigen dat gij rechtvaardig bent en geen partij trekt. Overtuig daarom de mensen dat zij geen verkeerde meningen hebben over Jezus, want alle mensen, en wij eveneens, zullen luisteren naar uw overtuiging. Ga dan op de top van de tempel staan, zodat u vanaf die verheven plek goed gezien kunt worden door allen, en zodat uw woorden door iedereen goed gehoord kunnen worden. Want vanwege het paasfeest zijn alle stammen hier verzameld, en enkelen van de goj [niet-joden] ook.”
De schriftgeleerden en Farizeeën plaatsten Jakobus op de top van de tempel, en riepen luid naar hem, zeggende: “O rechtvaardige, die wij allen moeten gehoorzamen, voorzover de mensen het bij het verkeerde eind hebben, en Jezus volgen die is gekruisigd, vertelt u ons wat de waarheid is rond Jezus de gekruisigde”. En hij antwoorde met luide stem: “Waarom vraagt u mij over Jezus, de mensenzoon? Hij zit in de hemel aan de rechterhand van de grote macht en zal komen op de wolken van de hemel.”
En toen velen overtuigd raakten van deze woorden, en Jakobus dankten voor zijn getuigenis en riepen “Hosanna voor de zoon van David”, toen zeiden de Farizeeën en schriftgeleerden tot elkaar “Wij hebben er geen goed aan gedaan deze getuigenis voor Jezus te vragen. Maar laat ons op gaan en hem naar beneden gooien, zodat ze bang zullen worden en hem niet geloven”. En zij riepen luid: “O O de rechtvaardige heeft het fout!” […] Dus gingen zij op en gooiden de rechtvaardige naar beneden en zeiden tot elkaar “Laten we Jakobus de Rechtvaardige stenigen”. En zij begonnen hem te stenigen omdat hij niet gedood was door de val, maar hij draaide zich om en knielde en zei “Ik vraag u heer god onze vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen” […] En één onder hen, één van de volders[1], wierp de stok die hij gebruikte om de kleding die hij verfde mee uit te wringen, naar het hoofd van de rechtvaardige.”
Deze beschrijving is behoorlijk ver-christelijkt en kunnen we niet als een historisch verslag beschouwen, maar het toont wel aan dat de positie van Jakobus inmiddels zodanig was dat de officiële religieuze leiders bij hem aankloppen om de mensen te bedaren. Volgens Josephus wordt Jakobus in 62 in de korte tijd tussen de dood van Porcius Festus en de aankomst van zijn opvolger Lucius Albinus, door de officiële hogepriester Ananus ter dood veroordeeld en, samen met een aantal anderen, gestenigd. Uit het verhaal van de wachttoren van Agrippa II kunnen we opmaken dat de officiële machthebbers op dat moment al geen controle meer hadden over de tempel. Volgens verschillende schrijvers is het de dood van Jakobus, een man die in zijn leven nog nooit een wet overtreden had, waardoor de joden het onheil over zichzelf afriepen en de directe aanleiding voor de eerste joods-romeinse oorlog en daarmee de verwoesting van de tempel.
[1] Een volder ‘vervilt’ wollen weefsels om ze dichter en waterbestendiger te maken. Daarvoor wordt het weefsel gedompeld in een mengsel van heet water, urine en vette klei, waarna het aangestampt moet worden.
Na de dood van Jakobus krijgt Petrus de leiding over de beweging, waarmee duidelijk een andere weg wordt ingeslagen. De zeloten krijgen de overhand en het verzet wordt gewelddadiger. Wat het lot van Petrus en de andere broer van Jezus – waarschijnlijk Judas Thomas geheten – uiteindelijk is, valt niet meer te achterhalen. Gezien de geschiedenis van de beweging denk ik dat ze waarschijnlijk tot het laatste moment hebben door gevochten en mogelijk bij Massada aan hun eind zijn gekomen.
Maar de geschiedenis van het christendom en daarmee van het nieuwe testament is inmiddels een hele andere richting ingeslagen en keert zich af van de joodse vrijheidsbeweging van Jakobus. En de man die daarvoor zorgt kennen we als Paulus.
Hoewel we bijna net zoveel verhalen hebben over Paulus als over Jezus, en zelfs brieven van zijn hand, is het bij Paulus ook lastig om er achter te komen wie hij nu werkelijk geweest is. Net als bij Jezus is het duidelijk dat het verhaal zoals we dat in de Handelingen kunnen lezen, behoorlijk afwijkt van de werkelijkheid. Meerdere onderzoekers hebben gewezen op duidelijke verschillen tussen beschrijvingen die Paulus zelf in zijn brieven geeft en dat wat we in de Handelingen vinden. Daarbij mogen we er van uit gaan dat Paulus’ eigen woorden het meest betrouwbaar zijn, maar ook dat we van geen van beide bronnen zeker kunnen zijn. En dus is het weer zaak om van verschillende bronnen puzzelstukjes aan elkaar te knopen.
Volgens Paulus zelf is hij geboren in Tarsus aan de zuidkust van Turkije, als zoon van een Farizeeër en een romeinse moeder. Maar hier begint het verhaal al meteen een beetje te rammelen. Tarsus was de romeinse hoofdstad van de provincie Cillicië, en zo romeins als het maar kan, met een eigen academie, een gymnasium, paleizen en een stadion. Niet een logische plek om als Farizeeër te gaan wonen. En een Farizeeër die met een romeinse getrouwd is, is ook niet erg logisch gezien de standpunten van de Farizeeërs.
Natuurlijk is niets onmogelijk en liefde laat zich soms niet dwingen, maar onwaarschijnlijk is het wel. Omdat Paulus wil aangeven dat hij ondanks zijn geboorteplaats echt joods is, vertelt hij dat hij is opgegroeid in Jeruzalem. Ook weer niet echt een logische stap voor zijn ouders om naar het centrum van de joodse religie te gaan, vol met Farizeeërs die een gemengd huwelijk zullen hebben afgekeurd (om het zacht uit te drukken). Toch krijgt Paulus daar een opleiding tot Farizeeër, wat verklaart dat hij de TaNaKh goed kent. Maar het verklaart niet dat hij op de hoogte lijkt te zijn van grieks-romeinse literatuur…
Paulus geeft aan dat hij een tentmaker is, maar door de nadruk die hij er af en toe op legt dat hij op zijn reizen zijn geld verdient door met zijn handen te werken, leiden sommige onderzoekers af dat hij dat toch vrij ongewoon vond. Hij vertelt dat hij voor zijn bekering op christenen jaagt in Jeruzalem, in opdracht van de Farizeeërs, maar dat hij Jezus en zijn discipelen in die tijd niet tegen gekomen is. Nu probeerde de beweging van Jezus, in ieder geval tot aan het moment van het proces tegen Jezus, wat in de luwte te blijven, maar de intocht met Palmpasen en de kruisiging waren toch publieke gelegenheden die de inwoners van Jeruzalem niet zijn ontgaan. Vlak daarna moet Paulus jacht hebben gemaakt op Jakobus en zijn beweging, de enigen die je op dat moment als christenen in Jeruzalem zou kunnen aanmerken. Dat Paulus geen van hen ooit heeft gezien staat een beetje haaks op zijn uitspraken dat hij erg goed was in wat hij deed. Maar het voornaamste probleem is eigenlijk die opdracht van de Farizeeërs. Het waren de Sadduceeën, met Kajafas voorop, die het hadden gemunt op Jezus, niet de Farizeeërs. En zelfs van de Sadduceeën kun je je afvragen waarom ze jacht zouden willen maken op de beweging, het ging hen alleen om Jezus.
En dan de bekering op weg naar Damascus… Volgens Paulus vraagt hij aan de hogepriester toestemming om naar Damascus te reizen omdat hij gehoord heeft dat zich daar christenen verschuilen. Het feit dat de beweging van Jakobus, en algemener de volgelingen van Jezus, zich in die tijd geen christenen zullen hebben genoemd, omdat de term Christus als verwijzing naar Jezus pas later door Paulus zelf is bedacht, laat ik hier maar even buiten beschouwing. Damascus ligt in die tijd officieel buiten het joods grondgebied in Syrië, en is één van de steden van de Decapolis. Deze steden vielen niet direct onder romeins bestuur en hadden een zekere autonomie en lijken daarmee een ideale uitwijkplek voor de beweging die zich schuil moet houden omdat er op hen wordt gejaagd. Maar die autonomie was onderdeel van een romeinse strategie. De steden van de Decapolis waren een soort uithangborden om te laten zien hoe goed het een stad kon vergaan als ze een romeinse levensstijl omarmden. De romeinen investeerden veel om die steden er zo goed, maar ook zo romeins, mogelijk uit te laten zien. Toch niet echt zo’n logische plek voor de beweging om naar toe te vluchten dus.
Na zijn bekering begint Paulus op eigen houtje zijn zendingswerk, waarbij hij zich alleen baseert op wat Jezus hem in visioenen en dromen vertelt. Ook hier ben ik toch geneigd eerst te kijken of er niet een natuurlijke verklaring is voor het feit dat Paulus zoveel lijkt te weten over de denkbeelden en woorden van Jezus, maar vreemd genoeg niet zoveel over wat Jezus heeft gedaan. En in het licht van wat ik hiervoor heb verteld over wat waarschijnlijk de ideeën van Jezus en zijn beweging waren, lijkt Paulus ook een nogal andere interpretatie te geven aan de woorden van Jezus. Het gaat niet om een onafhankelijkheidsstrijd van een joodse beweging die een nieuw – joods – koninkrijk wil stichten en een nieuw verbond wil sluiten tussen Jahweh en het joodse volk. Bij Paulus gaat het om een boodschap die Jezus heeft voor alle mensen ter wereld en die gaat over een hemels rijk en een leven na de dood. Paulus komt dan ook logischerwijs in aanvaring met de beweging van Jakobus. Ergens rond het jaar 50 wordt hij naar Jeruzalem gehaald voor een concilie. In Handelingen wordt dit omschreven als een triomftocht voor Paulus. Hij en zijn metgezellen worden als helden ontvangen omdat hun zendingsmissies zo’n groot succes zijn. Op het concilie wordt gesproken over aan welke eisen en leefregels de nieuwe gelovigen, die niet van joodse afkomst waren, zich moesten houden. De discussies lopen hoog op, maar tenslotte zijn het Petrus en vervolgens Jakobus die opkomen voor het standpunt van Paulus dat de boodschap van Jezus bedoeld is voor iedereen en dat mensen daarom zo min mogelijk in de weg moet worden gelegd als ze christen willen worden. Gesterkt in zijn geloof en gesteund door de ‘achterban’ in Jeruzalem gaat Paulus met frisse moed verder met zijn zendingswerk. Maar uit de brieven van Paulus komt een heel ander beeld naar voren. Paulus laat doorschemeren dat hij op het matje geroepen is en steekt niet onder stoelen of banken dat hij daar niet blij mee is. Hij maakt diverse snerende opmerkingen over de drie steunpilaren van de beweging: Jakobus, Petrus en Johannes. En hij geeft duidelijk aan dat hij niet van plan is zich door anderen de wet te laten voorschrijven. Uit de brief aan de Galaten wordt duidelijk dat er een fundamenteel verschil van mening is tussen Paulus en de ‘kerk van Jeruzalem’ over wie zich aan mag sluiten bij de christenen. Voor Jakobus en de zijnen is het duidelijk dat je je moet bekeren tot het joodse geloof, inclusief besnijdenis, voordat je je kunt aansluiten, maar Paulus vindt dat niet nodig. En verder is er een discussie over het gezamenlijk eten, een belangrijk punt voor de Essenen. Ook hier gelden voor Jakobus en de zijnen de reinheidswetten van Mozes, waardoor het voor een gelovige niet is toegestaan de maaltijd te delen met een niet-gelovige (lees: niet-jood). Onzin, volgens Paulus, en hij zet zich fel af tegen de bekrompenheid van ‘valse broeders’ en ‘degenen die geacht waren wat te zijn’. Vooral Petrus moet het ineens ontgelden, die heeft er niets van begrepen en is hypocriet bezig volgens Paulus.
Volgens Handelingen is het juist Petrus die als eerste begrijpt dat Paulus het bij het rechte eind heeft, nog voor het concilie van Jeruzalem. Tijdens een bezoek aan een romeins centurion heeft Petrus een droom waarin god hem uitlegt dat de reinheidswetten onzin zijn. Daaruit is voor Petrus duidelijk dat Jezus zijn boodschap niet alleen voor de joden heeft bedoeld, maar ook voor de goj (niet-joden). Dit is een beetje erg onwaarschijnlijk: Petrus, die volgens de evangeliën één van de discipelen is die het dichtst bij Jezus staat, en waarvan uit het voorgaande duidelijk wordt dat hij hoogstwaarschijnlijk de volgende broer van Jezus was na Jakobus. Deze zelfde Petrus zou in al het contact dat hij heeft gehad met Jezus nooit begrepen hebben wat nu eigenlijk de bedoeling was? En dan zou een nogal cryptische droom over de reinheidswetten ineens alles duidelijk gemaakt hebben? En waarom alleen aan Petrus? We weten nu dat Jakobus de leider van de beweging in Judea was, dus was het belangrijker dat hij begreep wat de bedoeling was. Het heeft er alle schijn van dat dit gedeelte – zoals helaas wel voor meer delen van Handelingen geldt – een poging is van de schrijver om de visie van Paulus recht te praten tegenover diegenen die hadden gehoord dat Jakobus en Petrus er anders over dachten. Daar waar het blijkbaar mogelijk en/of nodig was om Jakobus maar zoveel mogelijk uit het verhaal weg te laten, was dat bij Petrus lastiger en moest er iets verzonnen worden om duidelijk te maken dat hij van gedachten was veranderd. Hoewel deze actie duidelijk van de hand van de schrijver van Handelingen (Lucas) is, blijkt uit de brieven van Paulus dat hij ook zijn best doet om het verhaal en de boodschap van Jezus wat aan te passen. Zeker met in het achterhoofd wat ik hiervoor heb beschreven lijkt het me sterk dat Jezus zich zou hebben herkend in wat Paulus over hem schrijft en de woorden die hem in de mond worden gelegd.
Paulus gaat door met het stichten van gemeenschappen – kerken – in de naam van ‘de christus’[1]. Hij reist met name rond de Egeïsche zee en volgens Handelingen valt zijn blijde boodschap overal in vruchtbare aarde. Maar er zijn ook conflicten, en wel telkens met joden, die een andere boodschap verkondigen en de toehoorders in verwarring brengen. Uiteraard wint Paulus het altijd, maar meerdere keren wordt er geschreven over rechtszaken en machthebbers die moeten ingrijpen. En dan moet Paulus terug naar Jeruzalem. Hij laat duidelijk merken dat hij daar tegenop ziet en voorziet dat hij niet terug zal komen. Hij wordt hartelijk ontvangen door Jakobus en de anderen, maar er zijn joden die hem aanvallen omdat hij zich niet strikt aan de wet houdt. Hij gaat namelijk om met niet-joden en neemt ze zelfs mee naar de tempel. De joden vallen Paulus aan en hij brengt het er bijna niet levend af. Gelukkig wordt hij gered door een romeins commandant die hem naar de romeinse procureur Felix brengt. De commandant stuurt een escorte mee van maar liefst 470 man! (En zekere twee van de hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten gereed, opdat zij naar Cesarea trekken, en zeventig ruiters, en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts; En laat ze zadel beesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten, en behouden overbrengen tot den stadhouder Felix.)
[1] Er wordt vaak gezegd dat ‘christus’ de griekse variant is van het hebreeuwse woord messias, maar dat klopt niet helemaal. Hoewel de betekenis van beide woorden ‘gezalfde’ is (dus ‘christus’ is wel degelijk de letterlijke vertaling van ‘messias’), is de betekenis van ‘gezalfde’ voor iemand die doordrenkt is van de joodse religieuze cultuur een totaal andere dan voor iemand met een grieks-romeinse achtergrond.
Er volgt een rechtszaak tegen Paulus, die er door de joden van wordt beschuldigd oproer te prediken en een voorstander te zijn van de Nazarenen. Felix neemt blijkbaar geen besluit maar houdt Paulus vast en draagt hem na twee jaar over aan zijn opvolger Festus. Die wil Paulus laten berechten in Jeruzalem, maar Paulus beroept zich op zijn romeins burgerschap en eist dat hij zijn zaak mag bepleiten voor de keizer. Festus bespreekt de zaak met koning Agrippa en Berenice, die bij hem op bezoek zijn. Paulus mag daarop zijn zaak ook aan de koning voorleggen, die uiteindelijk zo onder de indruk is dat hij aangeeft zich bijna te willen bekeren tot het christendom. Agrippa en Festus bespreken onderling dat het vreemd is dat Paulus zo graag naar Rome wil, omdat hij anders vrijgelaten zou zijn.
Paulus wordt inderdaad naar Rome gebracht als gevangene, maar onderweg lijdt hij schipbreuk. Dat zorgt voor wat omzwervingen en Paulus verricht nog wat wonderen, maar arriveert uiteindelijk in Rome. Daar mag hij in een eigen gehuurde woning verblijven, onder toezicht van een krijgsknecht die hem bewaakt. In dat huis ontvangt hij twee jaar lang mensen die hij probeert te bekeren tot het christendom, met gemengd succes. En dan houdt het verhaal van de Handelingen opeens op.
Zoals eerder aangegeven kunnen we er niet van uit gaan dat de informatie vanuit Handelingen historisch correct is, en dus is het ook hier weer zaak uit te gaan van wat we weten en zoeken naar details in het verhaal die vreemd zijn, en informatie uit andere bronnen die misschien licht op de zaak kunnen werpen.
Het eerste dat opvalt is natuurlijk het al eerder genoemde verschil tussen de beschrijving van het concilie van Jeruzalem in Handelingen en de verwijzingen daarnaar in de brieven van Paulus. Het gaat hier om de brief aan de Galaten, waarvan we zeker weten dat die van de hand van Paulus zelf is. En daarom is de informatie uit die brief betrouwbaarder dan uit Handelingen. Paulus is dus door de beweging van Jakobus op het matje geroepen en heeft kritiek gekregen op zijn ‘zendingsmissie’. Dit toont in ieder geval aan dat Jakobus en Paulus van mening waren dat de beweging daar iets over te vertellen had. De missie waarover het gaat heeft plaatsgevonden ergens in de jaren 40, omdat het concilie rond het jaar 50 gehouden is. In die tijd was de beweging nog niet zo sterk opgekomen dat Jakobus al de positie had van onofficiële hogepriester, en dus zal Jakobus alleen wat te zeggen hebben gehad over leden van de beweging zelf. Oftewel, Paulus moet lid van de beweging zijn geweest! Uit zijn eigen woorden dat hij Jezus en zijn broers voor zijn bekering niet heeft ontmoet, mogen we opmaken dat hij niet bij de groep rondom Jezus heeft gehoord. Maar omdat zijn zaak behandeld wordt door Jakobus, Petrus en Johannes, mogen we concluderen dat hij eind jaren 40 wel een vrij hoge positie had. Zou het kunnen zijn dat Paulus bij de groep rond Johannes de Doper heeft gehoord? In ieder geval is hij een Esseen. Er zijn door een aantal onderzoekers aanwijzingen gevonden dat Paulus een tijdlang ‘in de wildernis’ heeft verbleven. Deze term komt vaker voor en het zou goed kunnen dat dit verwijst naar een soort retraite-periode voor Essenen die in de normale wereld bleven leven, een soort initiatie. In ieder geval lijkt het vrijwel onmogelijk dat Paulus lid zou zijn van de beweging, en een belangrijke positie daarin zou bekleden, als hij nog maar een paar jaar daarvoor op ze gejaagd zou hebben. De ‘bekering’ van Paulus komt hiermee op losse schroeven te staan.
Maar als Paulus een belangrijk lid van de beweging was, dan moet zijn zendingsmissie onderdeel zijn geweest van de strategie van de beweging. Zelfs als Paulus aanvankelijk op eigen houtje zou hebben gehandeld, dan is de beweging na het concilie goed op de hoogte van wat Paulus doet, en daarmee blijkbaar akkoord. Maar wat doet Paulus dan eigenlijk? Hij reist naar plaatsen ten noorden van Judea en rond de Egeïsche zee, met vrijwel allemaal een duidelijk romeins karakter. Een uitzondering daarop zijn de Galaten, die hij als één van de eersten aandoet. Nu zijn die Galaten en interessante groep: het zijn van oorsprong Keltische/Gallische stammen (zoals in Asterix & Obelix) die reizend langs de grenzen van het romeinse rijk in Tracië terecht zijn gekomen – het europese deel van Turkije. Omdat het goede en stoere vechtersbazen zijn worden ze geregeld ingehuurd als huursoldaten bij de diverse conflicten in de regio, soms vechten stamgenoten mee aan beide kanten van een conflict. Rond 230 BC steken ze de Bosporus over en vestigen ze zich in de regio rondom het huidige Ankara. In 25 BC wordt hun grondgebied, Galatië, officieel een provincie van het romeinse rijk, maar de Galaten houden nog lang vast aan hun keltische taal en gebruiken.
Als de missie van Paulus zou zijn het verspreiden van de boodschap van Jezus en het bekeren van niet-joden tot het christendom, dan is er geen enkele reden waarom dat voor de beweging interessant zou zijn. Aangezien Jakobus en de zijnen bezig waren met een nieuwe koninkrijk Judea en het herstel van het verbond dat Jahweh met het joodse volk had, zal het ze niets hebben kunnen schelen of er buiten Judea mensen over Jezus hoorden en of het verhaal dat ze hoorden klopte of niet. Maar blijkbaar kan wat Paulus doet ze wel degelijk schelen, en ontstaat er een conflict over besnijdenis en kosjer eten. Dat kan alleen maar betekenen dat Paulus bezig was mensen toe te laten treden tot de beweging, of breder gezien tot de Essenen, zonder ze te dwingen zich te bekeren tot het joodse geloof. En dat zal door Jakobus en de zijnen gezien zijn als een inbreuk op de reinheid van de beweging en daarom een risico in het plan om uiteindelijk toegang te krijgen tot het heilige der heiligen en te horen wat Jahweh nu werkelijk wil. Misschien nog wel het meest interessante detail is dat Paulus niet gestopt wordt in zijn activiteiten en, met de nodige kritiek en vermaningen, toch weer op weg gaat om zieltjes te winnen. Maar wat is dan de bedoeling en waarom is het blijkbaar belangrijk voor de beweging?
Uitgaand van de theorie dat Jakobus toegang wil tot het heilige der heiligen om direct met Jahweh te kunnen spreken, en dat het nog steeds de bedoeling is dat daarna de Romeinen uit Judea verdreven worden en dat een nieuw, onafhankelijk koninkrijk wordt gevormd, wat kan de reden zijn voor Paulus om naar steden als Damascus, Antiochië, Efeze, Thessaloniki en Korinthe te reizen en contacten te leggen met de Galaten? Om het plan van Jakobus te kunnen uitvoeren, danwel meer kans van slagen te geven, is het van belang de romeinen even uit de buurt te houden. Het kan handig zijn om te zorgen dat de legaat van Syrië zijn aandacht naar het noorden richt. En als Rome hoort over onrust in Judea en besluit om legers te sturen, dan is het erg voordelig als die legers onderweg wat oponthoud tegenkomen, waardoor de beweging meer tijd heeft om de verdediging goed op orde te brengen. De Galaten, die in een enigszins vergelijkbare situatie zitten, en waarschijnlijk geen grote verbondenheid voelen met hun romeinse overheersers, met een grondgebied dat strategisch erg gunstig ligt om zowel de aandacht van Syrië te trekken als een hindernis te vormen voor strijdkrachten vanuit Rome, zouden daarin wel eens zeer gewilde bondgenoten kunnen zijn.
Bij de steden die Paulus vooral op zijn latere reizen aandoet geldt ook dat ze strategisch van belang kunnen zijn. Zeker als we ook Cyprus meenemen wat voor een vloot vanuit Rome richting Judea mooi in de weg ligt, dan kan een belangrijke drijfveer of opdracht voor Paulus zijn het organiseren van verzet op het juiste moment, namelijk wanneer Jakobus en de beweging in actie komen tegen de romeinen. In de beschrijving van latere zendingsreizen van Paulus lijkt het er sterk op dat hij ook geld inzamelt voor de beweging. In ieder geval lezen we duidelijk dat Paulus niet de enige is die dit soort reizen onderneemt, al verloopt de samenwerking met zijn metgezellen niet altijd even vlekkeloos. Paulus lijkt een begenadigd spreker die veel medestanders weet te winnen en veel geld weet in te zamelen, en dus een belangrijke bijdrage aan de beweging levert. Maar de manier waarop hij dit doet valt niet bij iedereen even goed, en komt hem op een paar stevige reprimandes van Jakobus te staan. En dat lijkt bij Paulus niet goed te vallen. Hij lijkt te vinden dat de beweging veel aan hem te danken heeft, zelfs dat het werk dat hij doet belangrijker is dan wat Jakobus en Petrus doen in Judea, en dat ze niet het recht hebben hem te vertellen wat hij wel en niet mag zeggen en doen. Paulus verandert ook duidelijk het verhaal van Jezus. In het begin is het misschien zo dat hij merkt dat de verhalen van Jezus meer indruk maken als hij het typisch joodse eraf haalt, ze toegankelijker maakt voor mensen van buiten Judea. In ieder geval merkt hij dat het verhaal van een mythologische halfgod Jezus, die wonderen kan verrichten en zich opoffert voor alle mensen ter wereld, diepe indruk maakt op vooral de vrouwen die hem aanhoren. In Damascus komt hij in de problemen omdat de mannen vinden dat hij hun vrouwen het hoofd op hol brengt. En het lijkt erop dat Paulus hoe langer hij bezig is, steeds meer mythologische en bovennatuurlijke elementen aan zijn verhaal toevoegt. Meerdere onderzoekers hebben er op gewezen dat in de evangeliën elementen zitten die lijken gekopieerd uit de egyptische en romeinse mythologie, het zoroastrisme en andere mythologieën uit de regio. Merkwaardig is dat Jakobus daar niet zoveel problemen mee lijkt te hebben. Hoewel in de dode zee rollen fel uitgehaald wordt tegen de ‘fontein van leugens’ waarvan sommige onderzoekers vermoeden dat naar Paulus wordt verwezen, gaat het in het concilie van Jeruzalem – voor zover we kunnen nagaan – over besnijdenis en met wie je het maal mag delen. Dat lijken misschien in verhouding geen belangrijke zaken, maar volgens mij duidt het erop dat Jakobus het niet zo belangrijk vindt welk verhaal Paulus aan de goj vertelt. Wat de ongelovigen over Jezus denken kan Jakobus niet zoveel schelen, zolang de activiteiten van Paulus zijn missie maar niet in gevaar brengen. En die missie is het binnengaan van het heilige der heiligen om met Jahweh te spreken. En daarvoor mag er geen enkele onreinheid binnen de beweging worden gebracht.
Er is nog een andere mogelijkheid… Door enkele onderzoekers wordt gewezen op de nauwe banden die Paulus met name eind jaren 50 en begin jaren 60 lijkt te hebben met de romeinen en de Herodiaanse familie. Paulus groet in één van zijn brieven ene Herodion, een verwant. Wie deze Herodion is heb ik niet kunnen achterhalen, maar zijn naam doet nogal sterk vermoeden dat hij familie van Herodes de Grote is. En daarmee Paulus dus ook. En Josephus, die merkwaardig genoeg nergens iets over Paulus vermeldt, heeft het wel een paar keer over ene Saul, die familie is van koning Agrippa. Deze Saul speelt een onduidelijke rol in de aanloop naar de opstand in 66, maar lijkt veel te weten over de beweging en uiteindelijk met zijn broer Costobar vanuit Judea te vluchten naar Rome, waar hij nauwe banden heeft met keizer Nero. Al eerder merkte ik op dat in de verhalen over Paulus regelmatig een duidelijk link ligt naar zowel de romeinen als naar de herodiaanse familie. Wat nu als Paulus dezelfde is als deze Saul, een familielid van Herodes de Grote, neef van koning Agrippa II? Maar hoe kan zo iemand ooit een link krijgen met, en zelfs een belangrijke positie vervullen binnen, de beweging van Jakobus? Daarvoor moeten we een heel eind terug in het verhaal naar de tijd rond de geboorte van Jezus. Daar beschreef ik hoe sommigen in de familie van Herodes de Grote het een goed idee zullen hebben gevonden als de familie zich zou kunnen verbinden aan een oude joodse bloedlijn, een idee waaruit Jezus misschien is voortgekomen. De reden achter dat idee was dat de herodiaanse familie zo nog veel steviger op de troon van Judea zou komen te zitten en onafhankelijker zou komen te staan tegenover de romeinen. Na de geboorte van Jezus heeft een deel van de familie, waaronder Herodes Antipas, zoals eerder beschreven, eieren voor hun geld gekozen en zich gevoegd in de romeinse overheersing. Maar het is niet ondenkbaar dat een deel zich beter kon vinden in de Esseense ideeën, en dat zou kunnen hebben geresulteerd in een Saul van herodiaans bloed die zich aansluit bij de beweging van Johannes de Doper. Als dit inderdaad Saul/Paulus’ achtergrond is, dan rijst natuurlijk de vraag aan welke kant hij nu eigenlijk stond. In zijn eigen geschiedenis is hij de meest trouwe volger van Jezus, maar hij komt wel in conflict met de beweging waar Jezus onderdeel van was. In de schaarse woorden die Josephus aan hem wijdt staat hij uiteindelijk vooral aan zijn eigen kant.
De link met keizer Nero helpt ons misschien nog een stukje verder. Paulus vraagt in één van zijn brieven aan de romeinse gemeenschap om de groeten over te brengen aan de huishouding van de keizer, wat er op wijst dat hij deze persoonlijk kende. Dat betekent weer dat Paulus bekend was in het keizerlijk paleis. Nu is over Nero bekend dat hij een zwak had voor het joodse volk en regelmatig joodse burgers privileges toestond en niet ingreep in Judea, waar andere keizers dat wel zouden hebben gedaan. Maar eigenlijk was het niet Nero zelf die een zwak had voor de joden, maar zijn geliefde Poppaea. Nero was hopeloos verliefd op Poppaea en deed de meest wonderlijke dingen om te laten zien hoeveel hij van haar hield. En Poppaea maakte daar een aantal keer gebruik van om de joden te bevoordelen of te voorkomen dat Nero ingreep in Judea. Gezien het eerder genoemde effect dat Paulus met zijn boodschap over Jezus had op met name vrouwen, zouden we hier een verband kunnen zien tussen Poppaea en Paulus. Met enerzijds een duidelijke link van Paulus naar de naaste omgeving van Nero, en anderzijds een link van Poppaea naar de joodse gemeenschap, is de meest voor de hand liggende verklaring dat het hier over dezelfde link gaat. En nu valt een stukje uit Josephus waarin hij aangeeft dat Saul tijdens het uitbreken van de opstand in Jeruzalem door Cestius – de romeinse legaat in Syrië – naar Nero wordt gestuurd bijna exact over het verhaal dat Paulus op zijn eigen verzoek rond diezelfde tijd naar de keizer wordt gestuurd.
Uit het voorgaande zou je kunnen concluderen dat Paulus een soort dubbelagent is die door zijn contacten in de herodiaanse familie en met de romeinse machthebbers van onschatbare waarde is voor de beweging van Jakobus. Het verklaart in ieder geval waarom Paulus in staat is om zonder enige hindernis rond te reizen in romeins grondgebied en de meest geromaniseerde steden, maar ook toegang weet te krijgen tot de Galaten, die hun romeinse overheersers geen warm hart toedragen. Paulus/Saul zal hebben kunnen reizen met een soort van diplomatieke onschendbaarheid. Het verklaart ook waarom Paulus in staat is om behoorlijk wat fondsen op te halen voor de beweging en waarom Jakobus hem niet veel in de weg lijkt te leggen. Het feit dat hij kan rekenen op steun van de machthebbers en in Judea geholpen wordt door zowel de romeinen als koning Agrippa II, is met deze achtergrond ook niet verwonderlijk. En tenslotte kan het zelfs zo zijn dat de onmin tussen Jakobus en Paulus een stukje toneelspel was om Paulus nog makkelijker toegang tot de keizer van Rome te verschaffen. Het lijkt er echter wel op dat Jakobus zich daarbij vergist heeft in de drijfveren van Paulus. Jakobus heeft, door zijn nauwe betrokkenheid bij de voorbereidingen van het koningschap van Jezus een heel ander beeld van koninklijkheid dan Paulus. Opgegroeid in de herodiaanse familie lijkt Paulus een verheven status als zijn geboorterecht te beschouwen en als Jakobus hem duidelijk maakt dat hij in de hiërarchie van de beweging onder hem en Petrus staat, dan lijkt alles in Paulus tegen dat idee in opstand te komen. Jezus mag dan herodiaans bloed hebben gehad, dat geldt niet voor de andere broers, en het idee dat Paulus hun ondergeschikte is lijkt hem totaal niet te bevallen. Het lijkt erop dat Jakobus het gevaar dat in Paulus schuilt niet heeft gezien.
Bij mijn beschrijving van de dood van Jakobus citeerde ik een passage uit Hegesippus. Er bestaat een enigszins vergelijkbare passage in de geschriften van paus Clemens I:
“… de hogepriester van de tempel in Jeruzalem stuurde vaak priesters om ons te vragen van gedachten te wisselen over Jezus. Toen zich een geschikte gelegenheid voordeed, en alle leden van de kerk het een goed idee vonden, namen we de uitnodiging aan en gingen naar de tempel. Het was vol met mensen die gekomen waren om ons aan te horen, veel joden en onze eigen broeders. Eerst vertelde de hogepriester de mensen dat ze geduldig en stil moesten luisteren… en daarna verheerlijkte hij met veel lofuitingen het ritueel van het offeren van dieren voor het vergeven van zonden en hekelde de doop die onze Jezus daarvoor in de plaats had gesteld…
Aan hem begon onze Jakobus te laten zien, door overweldigend bewijs dat Jezus de Christus is, en dat in hem alle profetieën vervuld werden in zijn nederige komst. Jakobus demonstreerde dat er twee komsten van hem voorspeld zijn, één in nederigheid, die hij nu heeft vervuld; de andere in volle glorie, die nog vervuld zal worden…
En toen Jakobus de mensen had onderwezen aangaande deze dingen, voegde hij eraan toe dat, tenzij een man gedoopt is in water, in de naam van de drie-eenheid, zoals de ware profeet het heeft onderwezen, hij geen vergeving van zonden kan ontvangen noch toegang tot het koninkrijk der hemelen: en hij verklaarde dat dit het voorschrift is van de onverwekte god… En toen Jakobus nog meer dingen gezegd had over de doop, gedurende zeven opeenvolgende dagen overtuigde hij al het volk en zelfs de priesters dat ze zich moesten haasten tot de doop.
En toen de zaken zo gelopen waren dat zij allen wilden komen om zich te laten dopen, kwamen Paulus en zijn mannen de tempel binnen: en Paulus riep uit: “O mannen van Israel, waarom laat gij u zo gemakkelijk beïnvloeden door deze armoedige mannen?”. Hij begon de mensen op te ruien en een tumult los te maken… en allen in verwarring te brengen met geschreeuw en teniet te doen wat Jakobus had bereikt. Paulus berispte de priesters omdat ze naar Jakobus hadden geluisterd en begon als een dolleman de priesters en de mensen op te stoken om Jakobus en de broers om te brengen, zeggende: “aarzel niet; grijp ze en scheur ze aan stukken”. Paulus dan greep een zwaar stempel van het altaar en gaf het voorbeeld ze te slaan. En anderen die hem zagen volgden hem in de afranseling. Veel bloed werd vergoten. Hoewel Jakobus en de broers in grotere getale waren en krachtiger, wilden zij liever een nederlaag ondergaan en gedood worden door een minderheid, dan zelf anderen doden. Paulus viel Jakobus aan en gooide hem hals over kop van de trap af; en er van uitgaand dat hij dood was liet hij hem liggen.”
Clemens plaatst deze episode aan het begin van de carrière van Paulus, wanneer hij op christenen jaagt. Maar het feit dat Jakobus en de broers worden uitgenodigd om naar de tempel te komen en daar veel van de mensen en zelfs priesters weten te bekeren, wijst erop dat dit moet hebben plaatsgevonden in een tijd waarin Jakobus en de beweging een belangrijke positie hadden in Jeruzalem. Dat Paulus ingrijpt op het moment dat Jakobus spreekt over Jezus en mensen laat dopen – dus laat toetreden tot de beweging – doet denken aan de omschrijving die Hegesippus geeft van de aanleiding tot de moord op Jakobus. Kan het zijn dat Paulus hier zijn positie als de leider van de nieuwe christelijke beweging buiten Judea in gevaar ziet komen? Hij heeft inmiddels een ingang bij keizer Nero zelf, en een groot aantal – vooral vrouwelijke? – volgelingen in Syrië, Turkije, Griekenland en Rome, die zijn verhalen over Jezus geloven. En nu wil Jakobus het echte verhaal van Jezus bekend te maken… Is dat wat Jakobus heeft opgemaakt uit de uren die hij op zijn knieën heeft gelegen in het heilige der heiligen? Dat hij recht moet doen aan zijn broer en de waarheid naar buiten moet brengen? En dwingt hij zo Paulus tot een vreselijke keuze?
In ieder geval is het eerder geciteerde verhaal van Hegesippus over de dood van Jakobus merkwaardig in de zin dat Jakobus daarin maar liefst drie keer omgebracht wordt. Eerst wordt hij van de tempel gegooid, een val die maar weinigen zouden overleven en Jakobus was beslist niet meer de jongste. Vervolgens wordt hij gestenigd, wat overeenkomt met het verhaal zoals we dat in Josephus lezen. En tenslotte is het blijkbaar nog nodig dat hij op het hoofd geslagen wordt met een stok. En misschien nog wel het meest merkwaardig is dat Hegesippus weet dat het de stok is van een volder: iemand die stoffen vervilt om ze waterbestendig te maken. Is dit stiekem, misschien zelfs onbedoeld, een verwijzing naar Paulus, die als tentmaker regelmatig stoffen waterbestendig zal hebben moeten maken? Als Paulus betrokken is geweest bij de moord op Jakobus, dan is het niet verwonderlijk dat ‘de joden’ hem vervolgens achterna zitten en hem dood willen. En het is ook niet verwonderlijk dat hij een veilige haven vindt bij de romeinse procureur waar hij bezoek krijgt van koning Agrippa II. Tenslotte is het ook niet vreemd dat hij, wanneer de procureur een rechtszaak in Jeruzalem voorstelt, kiest voor een vlucht naar Rome, naar keizer Nero.
Misschien zijn er enkelen onder mijn lezers die nu denken dat ik toch echt iets volledig over het hoofd zie. Nero staat bekend als één van de grootste vervolgers van christenen, hij is de man die duizenden christenen liet omkomen in de arena’s en er wordt zelfs beweerd dat hij ze liet overgieten met pek en ze in brand stak als kaarsen tijdens een tuinfeestje. Nero is de keizer die Petrus laat kruisigen en Paulus laat onthoofden. En naar die keizer zou Paulus gevlucht zijn?
Maar de vervolging van christenen door Nero begint pas na het jaar 66 en door de meeste onderzoekers wordt een verband gelegd met de grote brand van Rome. Nero geeft de schuld daarvoor aan de christenen terwijl hij hem waarschijnlijk zelf heeft laten ontstaan. Het klopt dat Nero de schuld voor de brand afschuift op de christenen, maar dan rijst toch de vraag waarom hij een groep waar hij voordien altijd extra aardig voor was – met name door de invloed van Poppaea – nu ineens als zondebok aanwijst en vervolgens op wrede wijze laat boeten voor iets waaraan ze geen schuld hebben. Dat kan te maken hebben met de dood van Poppaea in het jaar 65, door de hand, of beter gezegd de voet, van Nero zelf. Poppaea is in verwachting en als Nero dat hoort slaat hij haar neer en schopt haar net zo lang in de buik tot ze overlijdt. Het kan haast niet anders dan dat de keizer ervan overtuigd was dat het kind niet van hem kon zijn. Hij geeft Poppaea vervolgens een gigantische uitvaart en laat aan alles merken dat hij niet denkt dat het haar schuld was. En kort daarna richt hij zijn woede op de nieuwe joodse sekte van de christenen. Ligt hier een verband met de relatie tussen Paulus en Poppaea? In ieder geval lijkt er een verband tussen de dood van Poppaea en de vervolging van de christenen.
Of Nero Paulus in handen heeft gekregen is niet duidelijk. Volgens het verhaal van de christelijk kerk is Paulus samen met Petrus door Nero ter dood gebracht. Maar het is erg onwaarschijnlijk dat Petrus naar Rome is gekomen, en een aantal vroege kerkvaders (Clemens I en Hieronimus) geven aan dat Paulus vanuit Rome naar Spanje is gereisd.
Ergens rond de jaren 40 en 50 wordt het mysterieuze Q-document geschreven dat de basis vormt voor de eerste evangeliën. Wie de schrijver is weten we niet en ook niet wat er precies in dit document heeft gestaan. Maar aangezien het gebruikt wordt door evangelisten die duidelijk tot de gemeenten van Paulus behoren, het voornamelijk uitspraken van Jezus en gelijkenissen moet hebben bevat zoals ze ook door Paulus worden gebruikt in zijn brieven en geschreven is in het grieks dat ook door Paulus werd gebruikt, lijkt het niet vreemd om aan te nemen dat de tekst van hem afkomstig is. Na de dood van Poppaea en zeker vanaf de eerste joods-romeinse oorlog slaat de houding van Rome tegenover de fanatieke joden – waar Jakobus en dus ook Jezus toe behoorden – om en wordt het zaak voor de christelijke gemeenten die door Paulus zijn gesticht, om duidelijk te maken dat zij met die joden niets te maken hebben. Daarom wordt in de evangeliën duidelijk gemaakt dat de Farizeeën en schriftgeleerden de tegenstanders van Jezus waren en dat het de joden zijn die verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.
Maar er worden ook andere evangeliën geschreven en binnen de Esseense gemeenschap wordt het verhaal van Jakobus doorgegeven. Zoals al aangegeven is Paulus niet de enige geweest die op zendingsmissies ging, en er zijn gemeenschappen ontstaan in Egypte en richting het oosten, langs de zijde-route. Zij vertellen verhalen die afwijken van de versie van Paulus en zijn volgelingen. De tweede joods-romeinse oorlog, of Bar Kochba opstand, van 132-136 AD maakt een definitief einde aan de Esseense beweging en de verhalen gaan verloren op een paar verwijzingen na in de werken van de vroege kerkvaders. Pas in de afgelopen jaren komen deze verhalen, door de ontdekking van de Dode Zee rollen en hun vertaling, weer langzaam boven water. Omdat nog lang niet alle rollen zijn vertaald en dan vaak pas het moeilijke werk van het correct interpreteren van de geheimzinnige teksten begint, kan het goed zijn dat we in de komende jaren tot nieuwe inzichten komen die ook mijn verhaal op z’n kop zetten. Maar het bloedig neerslaan van de Bar Kochba opstand en het einde van de Essenen houdt niet in dat Paulus’ versie van de geschiedenis van Jezus en zijn volgelingen nu de enige is. De Ebionieten en Nazarenen zijn joods-christelijke sektes die zich afzetten tegen de evangeliën en Jakobus in ere houden. De kerkvaders – leden van de Paulaanse christelijke kerk – veroordelen deze sekten en noemen ze ketters.
In de eerste eeuwen werden de christenen binnen het romeinse rijk redelijk met trust gelaten, in tegenstelling tot wat wel wordt beweerd. Er waren af en toe vervolgingen, maar die lijken samen te vallen met perioden van instabiliteit. Wanneer een volk of rijk zich bedreigd voelt zoekt het al snel een zondebok, en de christenen lijken zich daar uitstekend voor te lenen met hun verheerlijking van het lijden en martelaarschap.
Maar dan keert het tij in 312 als keizer Constantijn het christendom lijkt te omarmen. De verhalen over zijn bekering zoals de kerk ze graag vertelt staan echter nogal haaks op de acties van Constantijn zelf, die bijvoorbeeld zijn nieuwe stad Constantinopel vol laat zetten met wat de christenen als afgodsbeelden moeten hebben beschouwd. Het lijkt er op dat Constantijn een vergelijkbaar idee had als farao Akhenaten en de joodse koning Hezekiah: het koppelen van de wereldlijke macht aan een godsdienst geeft een heerser ongekende mogelijkheden om het volk te besturen. En het christendom heeft een aantal grote voordelen in dit opzicht boven de bestaande ‘heidense’ geloven in het romeinse rijk in die tijd. Met name het prediken van gehoorzame volgzaamheid en berusten in het lijden, zullen Constantijn hebben aangesproken. Maar Constantijn moest er dan wel voor zorgen dat die boodschap heel helder gepredikt werd en dat het afgelopen was met de onderlinge twisten. Nog steeds gingen er verhalen rond die afweken van de Paulaanse evangeliën en die een meer opstandige anti-romeinse boodschap – dichter bij het gedachtengoed van de beweging van Jakobus en Jezus – verkondigden. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de volgzaamheid van de christenen en om optimale controle te hebben over de nieuwe kerk was het zaak die verhalen uit te roeien. En op het concilie van Nicea laat Constantijn niet alleen bepalen welke verhalen er wel en niet in de bijbel komen, maar vooral waar de macht binnen de kerk ligt, welke bevoegdheden de priesters en bisschoppen hebben en hoe uiteindelijk de keizer de touwtjes in handen heeft.
Met het vastleggen van wat het officiële christelijke dogma is op het concilie van Nicea, komt ook vast te staan wat ketterij is, namelijk alles wat afwijkt van het officiële dogma. In de eeuwen daarvoor hebben diverse (rooms-)christelijke schrijvers en kerkvaders al duidelijk gemaakt wat de grootste bedreiging is voor de christenen: joodse invloeden. Voortbordurend op de manier waarop de evangelisten zich afzetten tegen de joden, waarschijnlijk gedeeltelijk gebaseerd op Paulus’ latere afkeer van de beweging van Jakobus, wordt alles dat joods is gelijk gesteld aan ketters. En daarmee worden zorgvuldig de connecties tussen Jezus en zijn joodse geloof en overtuigingen verwijderd. Een groot voordeel waar Paulus al gebruik van maakt is dat veel van de Esseense ideeën over zuiverheid van het geloof en de beweging, waar Jakobus zich tegenover Paulus zo druk over maakte, heel gemakkelijk omgedraaid kunnen worden en gebruikt om het christelijke geloof zuiver te houden van joodse invloeden. Het gaat zelfs zover dat anti-semitisme een normaal onderdeel wordt van het christelijk geloof.
Buiten het romeinse rijk behouden christelijke gemeenschappen wel hun link met de joodse afkomst van Jezus. Maar de zendingsmissies, invloed van lokale culturen en de invloed van het rooms-katholieke dogma tijdens de kolonisatie heeft ervoor gezorgd dat alleen in de rituelen en symbolen van bijvoorbeeld de Ethiopische orthodoxe Tewahedo kerk en de Sint Thomas christenen in India nog duidelijk de joodse achtergrond te zien is.
En zo hebben we dan nu een verhaal – of eigenlijk meerdere versies van een verhaal – over een mythologische Jezus, wel gebaseerd op de historische Jezus maar met behoorlijke aanpassingen. De uitspraken, gelijkenissen en preken zijn waarschijnlijk grotendeels waarheidsgetrouw, maar ontdaan van de context van een strijd voor een heel reëel koninkrijk Judea en een nieuw verbond tussen Jahweh en zijn uitverkoren, joodse, volk. En in het idee dat Jezus dood nodig zou zijn geweest om vergeving af te dwingen voor onze zonden, zou de historische Jezus zich naar alle waarschijnlijkheid totaal niet hebben herkend. Toch gaat het er mij niet om het mythologische verhaal te vervangen omdat het historische beter is. Volgens mij hebben beide hun waarde en is het juist door te zien hoe ze samenhangen en hoe het mythologische is ontstaan vanuit het historische dat we het meest leren. Tenslotte is het ook niet aan ons mensen om te oordelen. Ook niet over de mensen die in mijn verhaal misschien als de schurken naar voren komen. Herodes Antipas mag dan zijn eigen zoon hebben verloochend en hem daarmee ter dood hebben veroordeeld, hij wist waarschijnlijk heel goed dat het plan van Jezus om Judea terug te voeren naar de steentijd en alle invloeden van Rome buiten te sluiten tot oorlog zou leiden. Door zijn actie heeft hij wellicht het uitbreken van de eerste joods-romeinse oorlog met ruim dertig jaar weten te vertragen. En Paulus, de opportunist die Jakobus aanvalt om te voorkomen dat hij zijn positie kwijtraakt, en het verhaal van Jezus verdraait zodat het niet meer herkenbaar is als het verhaal van een vrijheidsstrijd, heeft daarmee de wijze lessen van Jezus toegankelijk gemaakt voor de hele wereld terwijl ze anders alleen voorbehouden zouden zijn geweest aan een kleine groep fanatieke joden die rond 136 AD vrijwel geheel uitgeroeid zijn.
Volgens mij is het belangrijkst uiteindelijk de overeenkomst tussen het historische verhaal en het mythologische, en dat zijn die lessen die Jezus, en zijn broer Jakobus, ons proberen te leren. Respect voor je medemens, welke huidskleur die ook heeft, welke taal die ook spreekt en welke god die ook aanbidt. Bezit is er om te delen, begeer niet meer dan een ander heeft, van een grotere tv dan de buren of een duurdere vakantie wordt je niet gelukkig. Iets voor een ander doen, daarin schuilt het echte geluk. Geef aan de keizer wat van de keizer is, oftewel, betaal je belastingen en doe niet je best om zo min mogelijk bij te dragen aan de maatschappij. Geloof dat alleen uit woorden bestaat is geen echt geloof, alleen op zijn/haar daden wordt een mens beoordeeld. Netjes naar de kerk gaan, gebeden opzeggen en je geloof belijden zet geen zoden aan de dijk, het gaat erom of je ook leeft naar je woorden, of je je houdt aan geboden als ‘gij zult niet doden’. Als iemand je pijn doet, met daden of woorden, neem dan geen wraak maar keer je andere wang toe, gebruik nooit geweld, fysiek of verbaal. En misschien wel de belangrijkste in onze tijd: voordat je je bezig houdt met de splinter in andermans oog, bemoei je eerst met de balk in je eigen ogen. Kritisch zijn is goed, maar begin bij jezelf.
Volgens mij kunnen we dat allemaal zo’n 2000 jaar na Jezus nog best eens een keer goed op ons laten inwerken. Op welke manier deze lessen ook tot ons gekomen zijn, ze zijn een beetje aandacht meer dan waard.